Goede medische zorg voor ouderen is nodig. Maar er moet ook aandacht en geld komen voor levensvragen bij pijn, afhankelijkheid en afscheid. Want daar heeft ook de meest zorgvuldige medische zorg geen antwoord op.
‘Kamer trok ongemerkt 2 miljard uit voor zorg’, kopte de Volkskrant afgelopen maandag. Waarom? Omdat het nieuwe Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, dat in januari door het Zorginstituut is opgesteld, bindende status blijkt te hebben. De doorgerekende kosten van deze kwaliteitsstandaard, goed voor onder meer 7000 extra banen, moeten verplicht door het komende kabinet worden gemaakt.
Schoorvoetend wordt toegegeven dat niemand in Den Haag – behalve misschien staatssecretaris Martin van Rijn zelf – deze consequenties overzag toen het Zorginstituut in oktober 2016 de opdracht kreeg een nieuw kwaliteitskader op te stellen. Wat je daar ook van vindt, één ding staat vast: nu de bindende status van het Kwaliteitskader bij iedereen is doorgedrongen, is het nog wel van belang dat het goed wordt gelezen en toegepast.
Medische risico’s
Als het geld wordt ingezet met dezelfde visie die we de afgelopen jaren hebben gezien, dan gaat het vooral naar arbeidsuren waarin weer alle medische risico’s moeten worden afgedekt, de huidige overload aan protocollen moet worden afgevinkt en iedereen schoon en veilig in zijn kamer wordt achtergelaten. Opnieuw zal er ingezet worden op strikt medische zorg, en zal de roep om goede zorg, om meer menselijke maat en immateriële zorg geen recht worden gedaan. Het Kwaliteitskader zelf is vrij helder in een aantal uitgangspunten: “iemand met een zorg- en ondersteuningsbehoefte is vooral een uniek persoon met een eigen geschiedenis, een eigen toekomst en eigen doelen.” Dat perspectief moet nu rigoureus in de praktijk worden doorgevoerd.
Vanzelfsprekend is dat echter nog niet. Eerder dit jaar werd bijvoorbeeld al extra in de zorg geïnvesteerd, naar aanleiding van een Kamerbreed gesteunde motie die het kabinet vroeg het manifest ‘Scherp op Ouderenzorg’ van schrijver Hugo Borst en Carin Gaemers te omarmen. Maar inmiddels zijn er zoveel verschillende nieuwe oproepen voor ‘meer zorg’ gelanceerd dat een wat diffuus beeld zou kunnen ontstaan over wat ‘goede zorg’ precies is.
Het gevaar is dat de politiek in die verschillende definities kan gaan shoppen en zorgmanagers onvoldoende inzetten op welzijn in plaats van op medische zorg alleen. Wanneer er wordt gesproken over budgetten, komt geestelijke verzorging, die er specifiek is om de menselijke maat te bewaken, er nog steeds bekaaid vanaf. Daarom is het goed dat Carin Gaemers er kort geleden in Trouw geen twijfel over liet bestaan wat er nu nodig is: juist nu er meer geld is, is het “hoog tijd om de barricaden op te gaan voor goede geestelijke verzorging binnen alle instellingen voor langdurige zorg.”
Geestelijk verzorgers
Staatssecretaris Martin van Rijn concludeerde in 2016 zelf al “dat het inschakelen van geestelijk verzorgers in de praktijk onvoldoende van de grond komt”. Dat is niet alleen jammer, dat is zelfs uiterst zorgwekkend. Geestelijk verzorgers zijn ervoor opgeleid en hebben uitdrukkelijk de taak om oog te hebben voor het totale welzijn van de persoon: voor alledaagse zingeving en mogelijkheden, en vooral voor levensvragen bij pijn, afhankelijkheid en afscheid, waar ook de meest zorgvuldige medische zorg geen antwoord op heeft.
Aandacht voor deze onderwerpen mag geen sluitpost zijn. Immateriële zorg mag niet gezien worden als een leuk extraatje of vrijblijvend onderdeel van algemene overheadkosten, maar hoort bij de kern van goede zorg. Ouderen zijn in de eerste plaats geen zorgbehoeftige patiënten, maar mensen met waarden, wensen en levensvragen die ertoe doen.
Met een pleidooi voor immateriële zorg doe ik niets af aan het werk van andere zorgverleners. Geestelijk verzorgers blijken juist van toegevoegde waarde voor vrijwilliger, familie en betaald zorgpersoneel, die soms worstelen met de vraag hoe ze een gesprek over levensvragen goed kunnen aangaan. Hiervoor is personeel met een aparte kerntaak nodig, zodat iedereen zich allereerst kan focussen op het werk waarvoor hij of zij is opgeleid. Dit ligt in het verlengde van het Kwaliteitskader, waarvan politiek Den Haag nu dus schoorvoetend de bindende status erkent: “In iedere dagdienst (ook in het weekend) is er per groep iemand aanwezig die de juiste kennis en competenties heeft om separaat van de zorgtaken aandacht te besteden aan zingeving/zinvolle dag-invulling van cliënten.”
Divers personeelsaanbod
Om daaraan te voldoen moeten we uiteraard op meer dan één manier out of the box durven denken. Innovatie houdt niet op bij geestelijk verzorgers. Voor een scherpe focus op welzijn is een divers personeelsaanbod nodig. Naast gediplomeerde verpleegkundigen, geestelijk begeleiders als andere professionele zorgverleners, kunnen ook mensen met een andere achtergrond een grote bijdrage leveren. Waarom krijgen instellingen niet méér vrijheid om een beroep te doen op mensen zonder zorgdiploma, die nu soms werkloos thuis zitten of binnen een andere sector werkzaam zijn, terwijl ze vaak genoeg over aantoonbare vaardigheden beschikken om het alledaagse welzijn van mensen te vergroten?
Maak, nu er geld is, keuzes. Geef immateriële verzorging en de menselijke maat de plek die zij verdienen.
Boris van der Ham
Voorzitter Humanistisch Verbond