Als farmaceuten transparanter worden, gaan de prijzen van dure geneesmiddelen omlaag, lijkt men te denken. Maar klopt dat? En is er überhaupt te weinig transparantie?
De nieuwe kankergeneesmiddelen zijn in Nederland vaak een stuk duurder dan in de ons omringende landen, zo bleek uit recent onderzoek. We vinden met zijn allen dat die prijzen te hoog zijn. Organisaties als het KWF en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, maar ook minister Schippers, roepen de geneesmiddelfabrikanten op tot transparantie over de kosten van deze dure middelen. Alleen dan zou het mogelijk zijn om de redelijkheid van die hoge prijzen te beoordelen. En zolang de fabrikanten geen openheid van zaken geven, oordelen we dat die middelen veel te duur zijn.
Is er inderdaad onvoldoende transparantie en hoe gaat meer inzicht in de kostenopbouw ons helpen? En welke transparantie bedoelen we eigenlijk? Die van productie, onderzoek, ontwikkeling en marketing of de in het geheim overeengekomen prijzen tussen overheid en fabrikant?
Patent
Op nieuwe geneesmiddelen rust een patent en daarom is de kostenopbouw van een pil een betrekkelijk arbitraire maat. Als een patent van toepassing is, bestaat er een monopolie voor de fabrikant die zelf de prijs vaststelt. De hoogte zal afhangen van de economische positie van het wereldwijde bedrijf, van haar vestiging in Nederland, de patentduur, de prijs in omringende landen, de effectiviteit en veiligheid van het middel en de verwachting van wat we er als samenleving voor over hebben. Dat is onmogelijk exact te kwantificeren.
Beursgenoteerde bedrijven geven al maximale transparantie door elk kwartaal openbare verantwoording af te leggen aan haar beleggers. Als er immers één partij belang heeft bij totale openheid zijn het wel de investeerders. Bedrijven rapporteren gedetailleerde cijfers over investeringen, productiekosten, winst en andere algemene kosten. Verreweg de grootste kostenpost is onderzoek en ontwikkeling. Pfizer investeerde bijvoorbeeld de laatste tien jaar $80 miljard in onderzoek. In 2000 was dat $4,4 miljard en 11 jaar later $9,1 miljard. Het bedrijf heeft in 35 jaar tijd gemiddeld slechts één nieuw geneesmiddel per jaar op de markt gebracht.
Hoofdprijs
De gemiddelde kosten per goedgekeurd middel lopen dus in de vele miljarden. Het bedrijf en haar investeerders hebben alle belang bij hoge prijzen. Maar het is evident dat voor een middel dat nauwelijks iets toevoegt, niemand de hoofdprijs gaat betalen, ongeacht de kostenopbouw. Een bedrijf zal dus duidelijk moeten maken wat die toegevoegde waarde is en de financiële gevolgen daarvan in relatie moeten brengen met de gezondheidswinst. Het Zorginstituut evalueert dit en adviseert de overheid. Daarna is het een politieke beslissing of we het er voor over hebben of niet.
Eigenlijk begint daar pas het probleem, want de overheid is zelf bepaald niet transparant over wat zij een acceptabele prijs acht. Minister Schippers wil transparantie over de geheime prijzen die overeengekomen zijn tussen de fabrikant met de diverse EU-lidstaten. Maar onderhandelingen gedijen natuurlijk het beste in het geheim. Ook de prijzen van de gecontracteerde zorg tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen zijn daarom niet openbaar. De overheid kan van alles doen, van wettelijke prijsplafonds en pay-for-performance tot volumebeperkingen en noem maar op. Maar het appèl op transparantie lijkt eerder een onderdeel van het onderhandelingsspel dan een serieuze poging om de redelijkheid van de prijs te doorgronden.
Budgetimpact
De budgetimpact van de nieuwe dure kankermiddelen zal in de toekomst waarschijnlijk groot zijn. Maar het goede nieuws is dat die middelen alleen tijdens de octrooiperiode daadwerkelijk (erg) duur zijn. Na het verlopen van het patent worden ze aanzienlijk goedkoper. Dat is in essentie de reden waarom de uitgaven aan geneesmiddelen in Nederland nu lager zijn dan tien jaar geleden.
Wij hebben als beschaafde samenleving de plicht om veelbelovende medicijnen bij patiënten te krijgen die ze nodig hebben. Oproepen voor meer transparantie gaan niet helpen. Wat wel helpt, zijn begrip voor elkaars uitgangspunten, stevige onderhandelingen en samenwerking tussen de diverse partijen. En die moeten eruit komen in het belang van de patiënt.
Henk Jan Out