De geschiedenis dreigt zich te herhalen met de invoering van een nieuw bekostigingsmodel voor de ggz.
Kortgeleden heeft de NZa geadviseerd om per 2022 een nieuwe bekostiging in te voeren in de generalistische basis ggz, gespecialiseerde ggz en forensische zorg: het zorgprestatiemodel. Het huidige model wordt gezien als niet duurzaam en sluit onvoldoende aan bij de behoefte van de sector.
Prachtig natuurlijk, maar lijkt dat zorgprestatiemodel niet heel veel op wat de “mensen die al even mee gaan” onder ons al kennen; de Functionele Bekostiging vanuit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. En hebben we daar niet om dezelfde redenen al eerder afscheid van genomen?
Geschiedenis van bekostiging
Het huidige financieringsmodel met DOT’s is niet uit de lucht komen vallen. Het is de resultante van een jarenlange ontwikkeling, waarin steeds is geprobeerd de fouten en misstanden van elk systeem te ondervangen door iets nieuws te introduceren. Want voor 1983 hadden we de “open-eind” financiering, die onbetaalbaar werd. Vervolgens is de “historische budgettering” ingevoerd, waarbij efficiëntie werd afgestraft met kortingen en er geen enkele prikkel was voor innovatie. In 1988 is toen de “functionele budgettering” gestart, waarbij op grond van vaste, variabele en semi-variabele componenten het budget van de instelling werd vastgesteld.
Gevolg van deze vorm van budgettering was dat de tarieven maar beperkt aansloten op hetgeen werkelijk aan zorg werd verleend en weinig ruimte boden voor andere of nieuwe zorgproducten. Daarom zijn we begin jaren ’90 gestart met producttypering wat in de vroege zero’s overging in de eerste DBC’s. Vervolgens zijn deze in de loop der jaren gevormd tot de huidige DOT’s. Deze DBC’s gingen een direct verband leggen tussen geaccepteerde diagnoses, de daadwerkelijk uitgevoerde handelingen die zouden leiden tot logische en herkenbare zorgproducten. Dit was exact wat de sector zelf wilde!
Terug bij af?
En nu na al die jaren ligt er een voorstel waarin budgetten de facto weer opgebouwd gaan worden uit vaste, variabele en semi-variabele componenten. Ze worden anders genoemd, en het zijn inhoudelijk deels andere zaken. Maar in de basis volgt het huidige voorstel de essentie van de functionele bekostiging.
Dus wat is er misgegaan met de DOT’s? En vormt dit voldoende legitimering voor de wederopstanding van de financiële bekostiging? In het voorstel zien wij namelijk niet terug hoe de problemen, die zich begin jaren 90 voordeden, nu zullen worden voorkomen. Heeft de NZa überhaupt wel gekeken naar de redenen waarom we in 1994 gestart zijn de afschaffing van de functionele bekostiging (en dat in 2010 ook echt hebben gedaan) en hoe we dus kunnen voorkomen dat we over een paar jaar het model DBC’s 2028 als een innovatie komen presenteren?
Een oplossing, maar geen verbetering
Dat je een probleem voor het eerst ziet, wil niet zeggen dat het nieuw is. Daarom wil ik bij deze de NZa en alle andere betrokkenen oproepen op nog eens goed te kijken naar het probleem dat we nu eigenlijk willen oplossen. En als er dan een nieuwe bekostigingssystematiek wordt ontworpen, zorg dan ook dat de lessen vanuit eerdere vormen van bekostiging daarin goed zijn verwerkt.
Graag geef ik deze oproep ook een concreet handvat, waarmee de NZa aan de slag kan. Organiseer een reünie met C(o)TG collega’s, want zij hebben veelal de vorige bekostigingssystemen ontworpen, ingevoerd en geëvalueerd. En leg aan deze mensen nog eens voor wat er nu mis is met de DOT’s, wat je met het nieuwe bekostigingssysteem wilt bereiken en hoe je dat dan, met alle kennis vanuit eerdere systematieken, zou kunnen bereiken. Men zou zomaar versteld kunnen staan van de antwoorden!