Er gaat momenteel bijna geen dag voorbij zonder media-aandacht voor spreiding en concentratie van ziekenhuiszorg. Zorgverzekeraars dragen daar hun steentje aan bij: zie bijvoorbeeld de discussie over volumenormen, de onderzoeken naar praktijkvariatie, de gecoördineerde regionale aanpak in gebieden als Friesland.
En sinds dinsdag ligt er vanuit Zorgverzekeraars Nederland een kaderstellend rapport voor de concentratie van complexe spoedeisende zorg – nadat in september al een visie op hoofdlijnen was gepresenteerd.
Haastige spoed?
Je zou haast zeggen dat de plannen voor concentratie van spoedeisende zorg zelf niet al te spoedeisend waren. Immers, het idee dateert al van ruim twee jaar terug en vond vervolgens zijn weg naar het hoofdlijnenakkoord voor de ziekenhuiszorg. Kort daarna, in de zomer van 2011, is ZN samen met onderzoeksbureau KPMG Plexus begonnen met een traject om kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen voor de verschillende patiëntenstromen in de complexere spoedeisende zorg. Die indicatoren zijn vervolgens ontwikkeld en verfijnd op basis van literatuurstudies, richtlijnen van de beroepsgroepen, nationale- en internationale indicatoren en consultaties van deskundigen. Daarna waren er gespreksrondes en briefwisselingen met wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten, met de nodige aanpassingen tot gevolg. En gesprekken met andere stakeholders, waaronder NFU, NVZ en NPCF. Al met al een proces met een lange doorlooptijd, waarbij gekozen is voor zorgvuldigheid en draagvlak in plaats van spoed.
Geen blauwdruk
En daar is alle reden toe. Zorgverzekeraars realiseren zich dat de concentratie van spoedeisende zorg uiterst gevoelig ligt, voor beroepsbeoefenaren, instellingen en patiënten. En voor de overheid, die niet voor niets een bereikbaarheidsnorm van 45 minuten heeft gesteld voor de eerste opvang van spoedpatiënten. Het is dan ook goed om te benadrukken wat het gisteren gepresenteerde plan niet is. Het is geen blauwdruk voor het sluiten van spoedeisende hulpafdelingen. Het is geen normenkader dat ziekenhuizen dwingt om te fuseren. Er wordt niet getornd aan basale bereikbaarheidsnormen. Het is niets meer, maar ook niets minder, dan een gemeenschappelijke kwaliteitsvisie waarop zorgverzekeraars hun zorginkoop zullen gaan baseren. Met alle ruimte voor een goed afgestemde invulling per regio, in samenwerking met beroepsbeoefenaren, instellingen en patiëntenorganisaties. Maar wel met een duidelijk doel: kwaliteitsverbetering van de spoedeisende zorg in combinatie met een optimaal gebruik van dure infrastructuur en gespecialiseerd personeel.
Het kan beter
Want dat is wel de conclusie die iedereen nu zelf op basis van de kwaliteitsvisie kan trekken: het kan beter. Niet omdat Nederland slechte zorg levert: in tegendeel, alles wijst erop dat wij in vergelijking met veel andere landen goed scoren als het gaat om kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. En dat ondanks veel gemopper en een toenemende aandacht voor incidenten en disfunctionerende artsen, ook de kwaliteit van de ziekenhuiszorg nog steeds toeneemt – zie bijvoorbeeld het deze week gepubliceerde bericht dat de sterfte na hartinfarcten jaarlijks met 10 procent daalt. En het is ook waar dat concentratie op basis van volumenormen niet zaligmakend is – voor veel zorgvormen zijn bereikbaarheid en regionale spreiding juist van groot belang voor patiënten. Zoals Margot van der Starre deze week betoogde geldt dat ook voor de basis-SEH, die heel goed gecombineerd kan worden met een huisartsenpost. Maar tegelijkertijd zijn bij de complexere traumazorg, de neurologische zorg, de cardiologische zorg en heel veel andere vormen van acute zorg nog gewoon levens te winnen. Dat is een kans die we niet mogen laten liggen. Zorgverzekeraars zullen de kwaliteitsvisie dit jaar gaan vertalen in plannen per regio. De kwaliteitsvisie is geen ‘spoedje’, maar een gedegen document. Maar nu de visie er ligt, moeten we met spoed aan de slag.