Ik begrijp dat de minister een halt wil toeroepen aan de wildgroei aan collectieven bij de zorgverzekeraars, maar scheid wel het kaf van het koren. De korting voor zorgmedewerkers is een belangrijke arbeidsvoorwaarde.
Vroeger was er een rijwielhandelaar in het dorp waar ik woonde. Behalve in rijwielen deed de zaak ook in taxi- en ziekenvervoer. Dus ook de ambulancediensten kwamen van deze fietsenmaker! In die tijd heel gewoon. Als klein jongetje vond ik het fascinerend; ik stelde me voor hoe de fietsenmaker in zijn stofjas aan het werk was en vervolgens een oproep kreeg voor de ambulance. En op zich deed de fietsenmaker het helemaal niet slecht met de aanrijtijden. Eigenlijk een mooi voorbeeld van private dienstverlening in een publieke functie.
Private dienstverlening in het publieke stelsel, dat zien we vaker in de zorgsector. In 2006 is het in de wet mogelijk gemaakt dat er privaat wordt ondernomen door zorgverzekeraars. Dit gebeurt in een publieke context. De minister bepaalt de inhoud van de basisverzekering. In grote lijnen bepaalt hij ook wat die basisverzekering ongeveer mag kosten. Want elk jaar rond Prinsjesdag spreekt de minister een verwachting uit met hoeveel euro’s de basisverzekering gaat stijgen. Formeel bepaalt de minister niet de prijsstelling, maar wel ten volle de inhoud en de maximale korting op de premie. Daarmee is hij voor vijftig procent marktmeester. De andere helft vullen de zorgverzekeraars zelf in. Door slim of anders in te kopen. Door hun organisatiekosten zo laag mogelijk te houden en de inzet van reserves, kunnen zij het verschil maken in de premiestelling.
Meerwaarde
Zorgverzekeraars mogen een collectiviteitskorting geven op de premie van de basisverzekering. Het maximale percentage is vastgesteld op 10 procent, maar verzekeraars kunnen ‘spelen’ met het percentage van 0-10 procent. Afhankelijk van hun financiële situatie, commerciële strategie en vooral ook de inhoudelijke meerwaarde van een collectiviteit, kunnen zorgverzekeraars het uiteindelijke kortingspercentage bepalen. Daarmee vullen zij hun private rol in. De ene collectiviteit krijgt meer korting dan de andere. Dat heeft onder andere te maken met het volume, hoeveel mensen er zijn verzekerd, en met de kracht van de gemeenschappelijke kenmerken van de deelnemers binnen het collectief.
Naast IZZ bieden bijvoorbeeld de collectiviteiten van de politie (de PolitieZorgpolis) en de BOVAG sterke inhoudelijke meerwaarde en doen ze veel op het gebied van gezondheidswinst en preventie. Daarmee worden de kosten van de zorgverzekeraar (op termijn) lager, is er sprake van een collectieve incasso die het debiteurenrisico verlaagt en wordt gerichter ingekocht in de zorg en in preventie.
Marktmeester
Ik schrok zelf van het aantal, maar er zijn ruim 64.000(!) collectieven in Nederland. En nee, de ruime meerderheid is niet inhoudelijk gedreven, maar wordt elk jaar geactiveerd wanneer de zorgverzekeringscampagnes beginnen: word lid van het collectief, en je krijgt korting! In mijn ogen zijn dit de ‘lichte’ collectieven, puur financieel gedreven. Er wordt niet specifiek ingekocht, geen onderzoek gedaan naar gezondheidswinst voor de deelnemers en weinig tot geen arbeidsgerelateerde preventie ingezet. Er worden geen projecten uitgevoerd om de gezondheid te verbeteren en bovendien is het niet te achterhalen wat nu écht de prijzen zijn. Het collectief krijgt korting, maar op welke prijs eigenlijk? Het is eigenlijk te vergelijken met de keukenhandel of met de hoge kortingen op Black Friday.
Ik begrijp dus heel goed dat de minister dit aan wil pakken. Sterker nog, ik ben het daar helemaal mee eens. Echter heeft hij hiervoor gemeend zijn marktmeester rol uit te moeten breiden: hij is nu voor driekwart marktmeester omdat hij de korting sterk gaat inperken. De zorgverzekeraars bepalen alleen nog de premie en gaan niet over de inhoud en de kortingen en maar ten dele over de prijsstijging. In 2020 mag er nog maar 5 procent collectiviteitskorting worden gegeven op de basisverzekering. Op dit punt gaat het wat mij betreft mis.
Het is duidelijk dat de goede, inhoudelijke collectieven die wél meerwaarde leveren, die tegenwicht bieden aan de zorgverzekeraar en zorgen voor échte gezondheidswinst, nu helaas gaan lijden onder het uitbreidende marktmeesterschap van de minister. En daarmee dus ook de individuele verzekerden binnen het collectief. Zij gaan er op achteruit. Niet alleen in gezondheidswinst, ook in financieel opzicht.
Zorgen voor zorgmedewerkers
IZZ heeft in de onderhandelingen met de zorgverzekeraars een collectiviteitskorting op de basisverzekering afgesproken. Deze 10 procent voordeel gaat rechtstreeks naar de leden van ons collectief. En dat is ook zo bij andere inhoudelijke collectiviteiten. Dat betekent dat verzekerden profiteren van de korting en de basisverzekering goedkoper is. Als de korting lager is, of helemaal vervalt, wordt medewerkers in de zorg een belangrijke financiële en inhoudelijke arbeidsvoorwaarde ontnomen.
De gedachte van de minister achter zijn voorgenomen maatregel is dat de premies omlaag gaan en er een scherpe netto-premie komt voor iedereen. Dat is echter niet mijn verwachting; zonder tegenwicht, zonder onderhandeling over prijsstelling en kortingen door de inhoudelijke collectieven, is er geen tegenwicht meer en komt er een opwaartse prijsdruk. Die prijsdruk komt er voor iedereen: niet alleen voor verzekerden in het collectief, maar ook voor individueel verzekerden die niet bij een collectief horen. In een eerder blog riep ik op om goed te zorgen voor de huidige zorgmedewerkers. Naast onze projecten die de gezondheid en het behoud van zorgmedewerkers bevorderen hoort ook dit financiële aspect hierbij: neem ze hun korting niet af! Zij voelen het namelijk rechtstreeks in hun portemonnee.
Directeur Stichting IZZ