Minister De Jonge deed vorige week een aantal opmerkelijke uitspraken over de wijkverpleging. Hij stelt -kortgezegd- dat er te veel zorgaanbieders zijn, dat de marktwerking is doorgeschoten en dat er te veel zorgaanbieders zonder contract zijn. Wat is hier eigenlijk aan de hand? Is er een probleem en welke is dat dan?
Ja, er rijden verschillende auto’s door de wijk en die zijn daar om zorg bij de mensen thuis te bieden. Of ze nu bij aanbieder A, B of C werken, of allemaal bij A: wat is het verschil? Het aantal mensen met een zorgvraag neemt alleen maar toe. Cliënten hebben wat te kiezen. Prima toch, wie wil dat niet?
Te weinig zorg
Eerstelijnszorg kenmerkt zich door een groot aantal spelers. We hebben het hier onder meer over huisartsen, fysiotherapeuten, wijkverpleegkundigen, psychologen, apotheken, diëtisten, logopedisten, tandartsen en oefentherapeuten. Deze zorg heeft een ander karakter dan tweedelijnszorg, waarbij het gaat om instellingen, zoals verpleeghuizen, ziekenhuizen en ggz-instellingen. In dat soort grotere organisaties werken ook veel zorgverleners. Elk systeem vraagt om zijn eigen oplossing voor informatie-uitwisseling, samenwerking en coördinatie.
De minister beweert dat het te gemakkelijk is om als zorgaanbieder aan de slag te gaan. Hij wil de toetredingsdrempel verhogen. Waar gaat het dan precies om? Wij kennen tientallen wetten en regels die de zorg in Nederland regelen. Er zit een enorm systeem omheen van toezicht en handhaving. De sancties kunnen aanzienlijk zijn. Welke drastische maatregelen zijn hier nodig?
Er is in Nederland eerder te weinig zorg dan te veel zorg. De wijkverpleging heeft te kampen met oplopende tekorten en wachttijden. Door de sterke vergrijzingsgolf van de babyboom-generatie neemt het tekort de komende jaren snel toe. Aan de ene kant gaan er meer zorgverleners met pensioen dan dat er nieuwe zorgverleners bijkomen. Dat leidt tot een krimpend aanbod. Aan de andere kant groeit het aantal 80-plussers snel. Dat leidt tot een toenemende vraag naar zorg. Vermindering van het aantal aanbieders gaat het probleem niet kleiner maken.
De afgelopen jaren investeerden de zorgverzekeraars fors minder geld in de wijkverpleging dan in de hoofdlijnakkoorden is afgesproken. In 2018 hielden de zorgverzekeraars gezamenlijk 217 miljoen euro over op het budget dat door het ministerie van VWS voor deze vorm van zorg is begroot. Toch ontvangen zorgaanbieders van verzekeraars niet jaarlijks de benodigde indexering van de contractprijzen.
Zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, zorgverzekeraars, gemeenten en het ministerie van VWS vinden gezamenlijk dat er te veel zorgaanbieders zijn zonder contract. De partijen vinden dat de contracteergraad omhoog moet en hebben dat met elkaar afgesproken in het hoofdlijnenakkoord.
Keuzevrijheid
Ons stelsel is enerzijds gebaseerd op contractuele afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders en anderzijds op keuzevrijheid. Opmerkelijk is het dat het ministerie in eerste instantie nog heeft aangegeven dat er een inspanningsverplichting ligt bij zorgverzekeraars om meer zorgaanbieders te contracteren. Door de recente uitspraken van de minister lijkt het er nu echter op, dat het ministerie deze inspanningsverplichting opgeeft en dat hij voorsorteert op nieuwe regels die de vrijheid van de cliënt om zijn eigen zorgverlener te kiezen aan banden legt. In plaats van te stimuleren dat er meer en beter gecontracteerd wordt, wil de minister simpelweg het aantal zorgverleners verminderen, zodat het de zorgverzekeraars gemakkelijker wordt gemaakt.
Enkele jaren geleden strandde een wetsvoorstel om de keuzevrijheid te beperken van minister Edith Schippers in de Eerste Kamer. Minister Hugo de Jonge wil hetzelfde doel bereiken, maar hij pakt het anders aan. Hij legt niet de keuzevrijheid direct aan banden, maar hij doet het indirect. Hij wil een wettelijke regeling invoeren om de vergoeding van verzekeraars aan zorgverleners zonder contract te beperken. Daarmee valt voor zorgaanbieders zonder contract de (financiële) bodem onder het bestaan weg. De cliënt rest niet anders dan zich tot de zorgaanbieder te wenden die door de verzekeraar is gecontracteerd.
Machtsverhoudingen
Opmerkelijk is dat de minister met geen woord rept over de rol van zorgverzekeraars. Overduidelijk is dat er sprake is van scheve machtsverhoudingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. De sector kampt met een forse leegloop. Wijkverpleegkundigen voelen zich in toenemende mate vervreemd van het keurslijf van het contract tussen de zorgorganisatie en de verzekeraar. Zorgverleners hebben steeds minder tijd voor cliënten, moeten steeds meer haasten, hebben steeds minder mogelijkheden om het werk zelf in te delen, hebben te maken met bureaucratische verplichtingen en voelen daardoor een toename van de werkdruk. Steeds meer zorgverleners verlaten daarom de sector, of beginnen voor zichzelf als zelfstandige of binnen kleinere samenwerkingsverbanden.
De toename van het aantal aanbieders (met en zonder contract) is een gevolg van de huidige contracteerpraktijk en zet de sector onder druk. De voorgenomen maatregelen van de minister veroorzaken nog schevere machtsverhoudingen en geven de zorgverzekeraars nog meer macht. In plaats van de zorgverzekeraars aan te spreken en ervoor te zorgen dat er in de komende jaren met een groeiende zorgvraag voldoende zorg blijft, met goede contracten en reële tarieven, zullen de voorgenomen maatregelen bij voortzetting van de huidige contracteerpraktijken leiden tot een versnelde leegloop van de sector. Wie wordt daar uiteindelijk beter van en welk probleem wordt daarmee opgelost?