Geen enkel andere deelsector van de zorg staat bloot aan zoveel beleidsdrukte als de geestelijke gezondheidszorg. Het nieuwe hoofdlijnenakkoord biedt weinig verlichting.
In 2008 werd de ggz grotendeels onderdeel van de Zorgverzekeringswet. De langdurende ggz ging over naar de WLZ, de forensische ggz wordt sindsdien beheerd door het ministerie van Justitie en in 2015 werd de gemeente beleidsverantwoordelijk voor de jeugdzorg, inclusief de Jeugd ggz.
Naast de hierboven genoemde wettelijke veranderingen (beleidsdrukte), werden DBC’s als basis voor het bekostigingssysteem ingevoerd en ging de overgang naar de Jeugd ggz gepaard met forse bezuinigingen. Daarbij werd in het bestuurlijk akkoord van 2013 een opgave in de afbouw van bedden met een derde in de periode tot 2020 overeengekomen en de ambitie om een fors deel van de ambulante zorg te verschuiven naar de Basis GGZ en waar het kan naar de eerste lijn.
Juiste zorg op de juiste plek
Door al deze ontwikkelingen is de opgave om terreingebonden instellingszorg te verplaatsen naar een ambulante context in de buurt, wijk of dorp en daarbij intensief samen te werken met andere partijen in de keten, zoals de wijkteams en het begeleid wonen. Dat dit proces effectief is, blijkt uit de reductie van de totale klinische capaciteit met ruim 10 procent in 2017.
De uitgangspunten van het rapport ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek – wie durft’ zijn voor de ggz heel letterlijk aan de orde. De strekking van dit rapport is: het voorkomen van dure zorg, het verplaatsen van zorg naar de patiënt in zijn omgeving en tot slot het vervangen van zorg door andere hulp of ondersteuning.
Hoofdlijnenakkoord ggz
In het hoofdlijnenakkoord voor de ggz (2019-2022) zijn er 15 pagina’s nodig om hier uitwerking aan te geven. Dit geeft wel aan dat het in bestuurlijke zin moeilijk is om tot echte hoofdlijnen te komen en dat ieders wensenlijst (13 partijen) een plek heeft gekregen, vaak om nader uit te werken.
In dit akkoord is afgesproken dat er een bescheiden jaarlijkse groei mag zijn van +1,3 procent in 2019 naar +0,7 in 2022. Daarnaast is er zo’n 50 miljoen euro per jaar beschikbaar om alle beleidsambities en knelpunten, zoals op de arbeidsmarkt, in de sfeer van opleiden en verplaatsen van zorg op te lossen. Voor een sector met zo’n grote maatschappelijk opgave is dat een forse uitdaging. Op dit moment wordt deze al zichtbaar met de toename van de inhuurkosten van personeel met meer dan 20 procent.
De gemiddelde financiële resultaten vallen mee: de omzet stijgt licht (+2,2 procent), de kostenstijging valt mee (+1,6 procent), solvabiliteits- en liquiditeitspositie zijn verbeterd. Echter dit gemiddelde beeld gaat gepaard met een behoorlijke variatie naar boven en naar beneden. De investeringen stijgen na drie jaar daling voor het eerst aanzienlijk, wat erop wijst dat kwantitatief gezien de conjunctuur voor de sector opgaand is.
Ongecontracteerde zorg
Opmerkelijk voor deze sector is dat vele kleine aanbieders ervoor kiezen om ongecontracteerd zorg te leveren. Daarbij komt dat de verzekeraars naar de gevestigde partijen een contracteerbeleid inzetten dat zich richt op selectieve inkoop, onder andere door betere behandeluitkomsten te belonen. De gevestigde partijen vrezen een ongewenste selectie van ernstige en moeilijk behandelbare patiënten.
Kortom, de integrale ggz die tot 2008 het ggz-landschap domineerde wordt nog steeds geconfronteerd met een forse beleidsopgave om de beleidsdrukte uit de diverse sturingsregimes (rijk, verzekeraars, gemeente) het hoofd te bieden.
Bijzonder Hoogleraar Bestuur en Management van Instellingen in de Gezondheidszorg, Erasmus School of Health Policy & Management, Erasmus Universiteit Rotterdam
Hoogleraar Economie en Organisatie van de Gezondheidszorg, Departement Tranzo, Tilburg University