Het was weer een issue de afgelopen week, naar aanleiding van nieuwe cijfers die het Zorginstituut presenteerde. Of de gemiddelde verblijfsduur van cliënten in verpleeghuizen afneemt en verpleeghuiszorg ‘dus’ palliatieve zorg wordt. Interessante discussie, alleen je moet hem niet voeren op basis van gemiddelden. Gemiddelden zeggen niets over individuele mensen.
Dat is ook de boodschap van Harvard wetenschapper Todd Rose in zijn twee jaar geleden verschenen boek ‘The End of Average. How We Succeed in a World That Values Sameness‘, Het boek is inmiddels ook in Nederland uit: ‘De mythe van het gemiddelde‘.
In het boek laat hij zien hoe desastreus het kan zijn als je het gemiddelde als uitgangspunt neemt. Hij geeft tal van voorbeelden. Een cockpit in een straaljager ontworpen op basis van de gemiddelde maat van piloten bleek niemand te passen.
MRI-scans van hersenactiviteit en die middelen, leidde tot keurige plaatjes in leerboeken en een beeld van wat het ‘normale’ brein zou zijn. Als je echter naar de individuele MRI-beelden keek, bleek geen enkel brein ‘normaal’. Of de gemiddelde grootte van mensen, gemeten naar lengte, buikomvang, schouders en nog een paar maten. Niemand blijkt aan dat gemiddelde te voldoen. Het gemiddelde is vaak een beeld van de werkelijkheid dat in die werkelijkheid niet voorkomt.
IQ-debat
Toch doen we in de zorg vaak alsof het gemiddelde in de praktijk wel een realiteit is en dat het gemiddelde de maat van de interventie of het beleid moet zijn. Wat dacht u van het debat over de waarde van het IQ voor mensen met een verstandelijke beperking? Als je redeneren, rekenen, kennis, ruimtelijk inzicht en ga zo maar door op één hoop gooit en het IQ vaststelt, krijg je geen evenwichtig beeld van wat iemand kan en niet kan.
Bied je zorg, ondersteuning en voorzieningen op basis van dat IQ, dan ontken je iemands individualiteit. En dat geldt voor heel veel maten. Op gemiddelden gebaseerde zorg is suboptimaal. We bieden individuele mensen niet het beste.
Verpleeghuizen
En nu het debat over verpleeghuizen. Een simpel sommetje laat zien hoe je met een gemiddelde makkelijk op het verkeerde been komt te staan. Stel je hebt een groep van acht cliënten, zeven van hen wonen twee jaar in die groep en op de achtste plek verblijft elke twee maanden iemand anders. We hebben dan in totaal 19 cliënten in die twee jaar. De gemiddelde verblijfsduur is dan ruim 10 maanden. Stel nu dat op die laatste plek elke maand een mutatie is. We hebben dan in twee jaar 31 cliënten en een gemiddelde verblijfduur van ruim 6 maanden.
Wordt daarmee het verpleeghuis een palliatief centrum of een revalidatiekliniek? Welnee! De dominante reden dat mensen er zijn is om er tenminste twee jaar goed te wonen met zorg en ondersteuning. Natuurlijk, zijn medewerkers ook intensief bezig met die mensen die kort verblijven. Maar vanuit het dominante zorgconcept van de groep cliënten bezien is er niet veel veranderd.
Werkelijkheid
Het gemiddelde is een aardige maat als de gegevens keurig normaal verdeeld zouden zijn. Maar dikwijls is dat niet het geval. Zelfs als je een grote bandbreedte kiest, betekent dat nog niet dat ‘succes verzekerd’ is als je beleid maakt of een interventie doet.
Kortom, we moeten discussies over goede zorg ‘ontmiddelen’ en eerst kijken naar hoe de realiteit er uit ziet: de werkelijkheid achter het gemiddelde. Verpleeghuispsycholoog en oud-Zorginstituut-adviseur, Margje Mahler, deed dat in haar commentaar op het onderzoek van het Zorginstituut naar de gemiddelde verblijfsduur in verpleeghuizen.
Als we over mensen praten, moeten we niet zomaar van gemiddelden uitgaan. We doen daarmee velen tekort. Persoonsgericht en gepersonaliseerd zorgen betekent per definitie dat het gemiddelde niet de juiste maat is. Het gemiddelde past nooit. Een goede zorgpraktijk verdient praktijkvariatie!