Zoals wellicht iedereen in de zorg en daarbuiten, wacht ik met smart op het ‘landen’ van preventie in ons denken over de zorg. En we gaan absoluut de goede kant op. Op het ministerie wordt druk gewerkt aan de Nationale Preventieagenda en in het veld ontstaan allerlei initiatieven die op zijn minst als positief punt meebrengen dat er nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand komen.
Zo is de Health Deal zeker het vermelden waard, een samenwerkingsverband van diverse partijen om te komen tot ‘stimulering gezondheid door persoonlijke preventie via e-health’. Maar er zijn er meer, en allen zijn welkom.
Het ontschottende karakter van het streven naar preventie zie ik als de kortetermijnwinst van het proces. De gewenste uitkomst van dat proces is echter daadwerkelijke preventie. Dit wordt gedefinieerd als het voorkomen van psychische of somatische aandoeningen, door vroegtijdig ingrijpen. Dat ingrijpen kan het aanleren van goede patronen door effectieve voorlichting behelzen, maar ook een individueel gestuurde aanpassing, bijvoorbeeld met behulp van e-health, van aangeleerde patronen. Gezonder leven, gezonde keuzes, noemen we dat. Gaat niet over één nacht ijs, maar het is mogelijk.
Maar nu wens ik toch een knuppel in het hoenderhok te gooien. Deze definitie is veel te beperkt, en het streven ernaar maakt dat de Nederlandse zorg een enorme kans kan mislopen in het daadwerkelijk herinrichten van het stelsel, gericht op gezonder leven en gezonde keuzes.
Secundaire preventie
Preventie is namelijk ook het voorkomen van erger, bij mensen voor wie het aanleren of aanpassen van patronen niet heeft kunnen voorkomen dat (beginnende) ziekteverschijnselen zijn opgetreden. Secundaire preventie, wordt dit door sommigen ook genoemd, maar ik houd zelf niet van dat onderscheid. Een roker met beginnend afnemende longfunctionaliteit, iemand met een verhoogd BMI of obesitas bij wie zelfhulp e-health-toepassingen alléén om welke reden ook niet aanslaan of juist iemand met een gezond BMI maar een verhoogd buikvetgehalte als gevolg van bijvoorbeeld een eentonig dieet.
Intuïtief weten we dat het een zeer grote doelgroep betreft bij wie het aanleren en aanpassen niet altijd werkt, terwijl het uitstekend mogelijk is om in die gevallen in te grijpen. Ingrijpen betekent echter in veel gevallen een behandeling. En een behandeling moet worden vergoed. Zie daar de opening naar het mijnenveld, want preventie, in de heersende gedachte, bespaart geld.
Budgetwinst
U verwacht nu wellicht een pleidooi om de langetermijnopbrengsten van vroegtijdig ingrijpen als budgetwinst te zien. Een terecht pleidooi overigens, maar laten we eerst eens naar patiënt en consument zelf kijken. Als we als zorgpartijen in staat zouden zijn om veel ziektes vroegtijdig de kop in te drukken, dan betekent dat voor de consument dat met een minimale ingreep weer een gezonder leven voor de boeg ligt.
Dat is echter niet de realiteit. Obesitas, bijvoorbeeld, of beginnend overgewicht, wordt amper aangekaart in de spreekruimte, laat staan dat er veelvuldig een passende, vergoede leefstijlinterventie wordt voorgeschreven. Denkt u maar zo, in Nederland leven miljoenen mensen boven de als zorgelijk beschouwde BMI-grens. Als dit wél behandeld zou worden, zou dit duidelijk zichtbaar zijn in de uitgaven. Maar dat is niet zo.
Complicaties
Wat wél zichtbaar is, maar helaas niet goed wordt geregistreerd als (mede) veroorzaakt door obesitas of overgewicht, zijn de complicaties. U kent ze wel, hart- en vaatziekten, diabetes, vroegtijdig sterven, en nog zo wat. Zeer kostbare complicaties voor de BV Nederland, laat staan voor de patiënt. Terwijl vroegtijdig behandelen het tegen vaak aanzienlijke lagere kosten had kunnen voorkomen. Nu de sector zo hard werkt aan het schetsen van toekomstige kaders van preventie is hét moment gekomen om de keuze te maken: passen we ons héle denken over zorg aan, en nemen we ‘secundaire preventie’ dus op in de definitie, of beperken we ons tot voorlichting en aansporing? De keuze is aan ons allen.
Sanne Groenemeijer
General manager Novo Nordisk