Skipr bericht op 30 juli: gehandicaptenhuisvesting zorgt voor overlast op tenminste zes plaatsen in Nederland. Bewoners ervaren geluidsoverlast van het geschreeuw van mensen met een ernstige verstandelijke beperking, terwijl de gewone instellingsterreinen “zijn opgedoekt”.
Ook wordt gemeld dat er een taboe is op het klagen over geluidsoverlast. Het thema is te serieus voor een komkommer, maar ik vrees dat dit wel het geval is. Tijd dus voor een reactie.
Geen uniform burgerschapideaal
Er is de afgelopen decennia veel ervaring opgedaan met maatschappelijke participatie van mensen met een verstandelijke beperking. Er is inderdaad een periode geweest dat het burgerschapsideaal nogal rigoureus werd doorgevoerd en cliënten bij voorkeur in een normale buurt werden geplaatst. Instellingen hebben vervolgens geconstateerd dat de maatschappij niet zomaar sociaal is en sommige cliënten wel fysiek, maar niet sociaal zijn geïntegreerd. Sommige cliënten kunnen beter in een beschermde omgeving verblijven. Inmiddels hanteren instellingen een genuanceerd standpunt waarbij gekeken wordt naar de optimale match van de cliënt en de omgeving. Natuurlijk is daarover discussie mogelijk – want wat is een optimale match? – maar het uitgangspunt is de diversiteit onder cliënten en daarmee ook een gedifferentieerd aanbod.
Vormen van integratie
Op dit moment wordt door Talant in samenwerking met de Rijksuniversiteit uitgebreid onderzoek gedaan naar vormen van zogenaamde omgekeerde integratie, waarbij een oud instellingsterrein langzamerhand een gemengde populatie krijgt. De eerste uitkomsten geven aan dat het doorgaans niet de bewoners zijn die problemen ervaren, maar dat de ouders/verwanten van de cliënten zich zorgen maken over de veiligheid en welbevinden van hun naaste. Die veiligheid is inderdaad een belangrijke kwestie, voor alle betrokkenen. Voor de cliënten: hoe zit het met het verkeer? Wat gebeurt er met honden in de buurt? Voor de omwonenden: hoe zit het met afwijkend gedrag? Wat gebeurt er met agressie? Voor een enkele cliënt betekent dit dat hij moet verhuizen naar een andere locatie in een beschermde omgeving. De eerste resultaten geven aan dat de buurt doorgaans welwillend staat, maar dat het voor de begeleiders lastig is om een nieuw evenwicht te vinden. Ook zij werken ineens niet meer binnen de instelling, maar gewoon in een wijk waarin ze rekening moeten houden met bewoners. Tegelijkertijd geeft deze situatie ook veel kansen.
Ook doet Talant een mooie proef met de zogenaamde “twanspanhuzen”, een klein aantal huizen in een wijk waarbij mensen met een verstandelijke beperking zelfstandig wonen en hun kinderen (die doorgaans niet verstandelijk beperkt zijn) opvoeden. In een van de huizen woont een echtpaar dat, naast hun reguliere werk, de ouders ondersteuning biedt en bijtijds problemen kan signaleren. Het echtpaar verleent dus informele zorg. De reacties zijn positief, ook van de gemeente en de woningcorporatie.
Risicoscan
Om goed zicht te krijgen op de (on)mogelijkheden van sociale integratie heeft Talant een scan ontwikkeld gericht op een goed match tussen cliënt en woonlocatie. Met behulp van de scan ontstaat zicht op mogelijke complicaties en veiligheidsproblemen. De uitkomsten worden meegenomen in plaatsingsbesluiten en het organiseren van randvoorwaarden.
Het idee dat cliënten zomaar in woningen worden geplaatst is dus niet reëel, maar het blijft natuurlijk soms wel spannend of bewoners in een wijk elkaar over en weer accepteren. Maar dat geldt voor alle Nederlanders: als we iedere vorm van overlast willen voorkomen, dan zouden veel mensen in een besloten setting moeten gaan wonen.
Margo Brouns
Manager Onderzoek en Ontwikkeling bij Zorggroep Alliade