Naast het vinden en behouden van goede medewerkers, is vermindering van de zorgvraag misschien wel de grootste uitdaging het komende decennium.
Dat vraagt om transformatie van de zorg: voorkomen of verminderen van zorg door het versterken van eigen regie met bij voorkeur lichte professionele ondersteuning in een vroeg stadium. Het versterken van zorgen dat in plaats van zorgen voor. Hoe mooi zou het zijn als dat echt zou lukken? Minder druk op stijgende zorgkosten, minder druk op de sector zorg en welzijn en een gezondere maatschappij. Idealistisch of realistisch?
De sector zorg en welzijn piept en kraakt nu al en zal ondanks het werven en scholen zelf burn-out raken als de zorgbehoefte blijft groeien en de druk op de arbeidsmarkt niet afneemt. Zonder een andere visie op gezondheid en verdergaande innovatieve aanpak gericht op preventie door gemeenten, zorgaanbieders en professionals zal de zorgbehoefte niet structureel afnemen. Innovatie door nieuwe technische mogelijkheden levert winst op, maar meer en anders inzetten van welzijn of social skills door gemeenten, organisaties en professionals zou pas echt een grote impact hebben.
Sociaal werk
Sociaal werk is daarbij geen kunstje van ‘wat aandacht organiseren’, maar een professioneel vak met de focus op preventie en eigen kracht versterken. Wat ons betreft zijn de sectoren Zorg en Welzijn nog teveel gescheiden werelden. Werelden die ieder op zich waarde hebben. Maar die nog veel van elkaar kunnen leren en bovenal door samenwerking veel gezamenlijke winst kunnen boeken. Het werkelijk transformeren van het zorg- en welzijnslandschap door preventie voorop te stellen, verlaagt de vraag naar herstelzorg en daarmee die zorgkosten. Het verhoogt de vraag naar welzijnszorg en daarmee die kosten. Maar per saldo daalt de zorgvraag, dalen de zorgkosten en stijgt een ervaren welzijnsniveau. Ook op de arbeidsmarkt voorzien we een gunstig effect: meer vraag naar competenties uit het welzijnsdomein en minder naar die in het zorgdomein. Per saldo een positief effect door lagere toekomstige personeelsbehoefte in de sector. Bovendien stijgt het werkgeluk, die stelling durven wij wel aan.
Een voorbeeld uit de praktijk van het sociaal werk: de praktijk in gemeenten die extra inzetten op jongerenwerk laat aantoonbaar zien dat het aantal uithuisplaatsingen en het aantal kinderen in de gesloten opvang jeugdzorg dalen. De maatschappelijke businesscase die het sociaal werk in samenwerking met het ministerie van VWS ontwikkelde, toont aan dat investeren in jongerenwerk rendeert en ook nog eens kostenbesparend werkt.
Realistisch
Laten we realistisch blijven: goed jongerenwerk voorkomt niet álle jeugdzorg. Dat willen we niet pretenderen. Wel dat preventieve investeringen in de ontwikkelingen van jongeren per definitie lonen op individueel, regionaal en landelijk niveau. En niet alleen in financieel opzicht, we worden er als samenleving beter van. En als dat nou ook echt in de benadering en inkoop van gemeenten, in de GGZ, in de medische zorg en andere zorgbranches zou doorwerken, dan maken we veel meters.
Interessant is om vervolgens te kijken wat de effecten zijn op de arbeidsmarkt van Zorg en Welzijn. Als we specialistische kennis en regionaal intersectorale samenwerking aan elkaar verbinden, dan werkt dat positief uit op de arbeidsmarkt op de lange termijn. Doordat de zorgvraag minder stijgt, stijgt ook de vraag naar personeel minder hard. Mogelijk kan die zelfs gelijk blijven aan het huidige niveau. Dan hoeven we de ‘vijver’ niet groter te maken, maar wel anders in te richten. Een verschuiving van werk, naar ander werk en anders werken, van curatief naar preventief.
Investeren aan de voorkant levert niet alleen maatschappelijke winst op maar zou ook sterk kunnen bijdragen aan het verlagen van zorgkosten in het algemeen. Dit betekent echter wel dat je spreekt over een ander landschap met een andere balans tussen zorg en welzijn. Dat je erkent dat er andere competenties nodig zijn voor het gehele domein. Niet door concurrentie, maar door samenwerking en innovatie. Van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’.
Marja van Dijk, directeur FCB & Jelle Boonstra, directeur RegioPlus