De minister van Volksgezondheid heb ik in een debat wel eens voorgehouden dat ze de minister van “Wie van de Drie” is. Veel mensen zullen zich dit populaire programma wel herinneren.
Het begon met drie schimmen achter een gordijn. Het gordijn ging open en de drie personen stelden zich voor, steeds met dezelfde naam. Vervolgens moest je van de drie personen raden wie de echte was.
Ik ben…
“Ik ben minister Schippers, en ik ga er niet over. Ik ben minister Schippers, en een andere minister gaat erover. Ik ben minister Schippers, en ik ga een onderzoek doen.” Zo stelt deze minister zich vaak op als het gaat om directe bemoeienis met de zorg. Dat wringt als het gaat om het maatschappelijk belang van goede zorg in de regio, waaronder het voortbestaan van streekziekenhuizen.
Na twee jaar zeuren in de Tweede en de Eerste Kamer heeft de minister meer dan anderhalf jaar geleden toegezegd, dat ze met een visie komt op het behoud van goede zorg in de regio en dan met name het voortbestaan van de streekziekenhuizen. Toen was al duidelijk dat deze ziekenhuizen in toenemende mate onder financiële druk staan. Vorige week zijn, ook naar aanleiding van een rapport van BDO, meerdere berichten in de krant verschenen dat de financiële positie van kleine ziekenhuizen zorgelijk is. Het Ziekenhuis ZorgSaam in Zeeuws-Vlaanderen is daar zo’n voorbeeld van.
Ondertussen is de visie van de minister vertraagd, vertraagd, vertraagd. Maar er is licht aan de einde van de tunnel. De visie van de minister komt net voor de statenverkiezingen. Toeval bestaat niet.
Maatschappelijk belang
Essentieel is, of de minister bereid is om streekziekenhuizen echt te helpen overleven. Tot nu toe wijst zij steeds naar anderen. Het is óf de zorgverzekeraar óf de bank, maar het is niet de minister. En dat is een misvatting. Het is van maatschappelijk belang om goede zorg in de regio overeind te houden. Het gaat dan om demografische ontwikkeling, toegankelijkheid van zorg, leefbaarheid en werkgelegenheid. Zij hoeft niet persoonlijk de muren van het ziekenhuis overeind te houden, maar de minister kan daar wel de juiste randvoorwaarden voor stellen.
In 2019 is meer dan vijftig procent van de Nederlandse volwassenen ouder dan vijftig jaar. En de bevolking vergrijst nog verder. Daarbij neemt het aantal chronisch zieken komende jaren enorm toe; in 2030 verwacht het RIVM 7 miljoen Nederlanders met een chronische ziekte. Voor deze mensen is het voor hun gezondheid van belang dat ze in hun omgeving laagdrempelige, laag-complexe zorg krijgen. Dat betekent een sterke eerstelijn met een toegankelijke tweedelijn (lees ziekenhuis). Bereikbaarheid is daarbij ook onderdeel van kwaliteit.
Doen kleine ziekenhuizen het slechter dan grotere ziekenhuizen en zijn de kleine ziekenhuizen duurder? Nee. Uit onderzoek van februari 2015 blijkt dat er geen verschil in sterfte is tussen kleinere, middelgrote en grote intensive cares in Nederland. Daarnaast blijkt uit onderzoek van de TU Delft uit 2013 dat er geen financieel-economische redenen zijn om concentratie van spoedeisende hulp na te streven. Het lijkt er zelfs op dat de optimale omvang van een ziekenhuis vergelijkbaar is met wat we doorgaans een klein streekziekenhuis noemen. Ja, als de spoedeisende hulp geïsoleerd wordt bekeken, dan zijn kleine ziekenhuizen duurder dan grote ziekenhuizen. Maar in het perspectief van een integraal behandelingstraject is een klein ziekenhuis goedkoper. Een deel van de patiënten op de SEH krijgt te maken met een poliklinische behandeling of een opname. Die vervolgkosten zijn in een groot ziekenhuis (veel) hoger vanwege schaalnadelen.
Wat is er nodig?
Wat is er nodig om goede zorg in de regio te behouden? Allereerst kan de beschikbaarheidsbijdrage voor spoedeisende hulp en acute verloskunde voor financieel zwakke ziekenhuizen niet langer een lege huls zijn. Het is een vangnet voor kleine ziekenhuizen, dat nu echter niet wordt uitbetaald. Daarbij is het ook noodzakelijk dat er echt een strenge inhoudelijke fusietoets komt. Het CDA wil, dat het budget voor de eerstelijn en de tweedelijn samengevoegd wordt. Dit geeft ruimte om zorg als één geheel te financieren: juist de behandeling van chronische ziekten vraagt om een goede verbinding tussen de eerste en de tweedelijn. Dit vraagt natuurlijk van ziekenhuizen om zich anders te organiseren en dat is een lastige klus. Als laatste dienen zorgverzekeraars en ziekenhuizen een mogelijkheid te bieden aan de lokale gemeenschap om invloed uit te oefenen op het beleid van een instelling. Ziekenhuizen zijn primair gemeenschapsvoorzieningen en moeten zich ontwikkelen tot maatschappelijke ondernemingen. Samenwerking met de gemeenschap leidt tot verbinding en kan het eigenaarschap vergroten. Dat is een opdracht voor de minister, het ziekenhuis en de zorgverzekeraar. En wie van de drie pakt de handschoen op?
Hanke Bruins Slot
Kamerlid CDA