Zij is de spil van de transities in de ouderenzorg, heruitgevonden en met een teletijdmachine getransporteerd van 1960 naar 2016: de wijkverpleegkundige. Maar alle rollen die ze moet vervullen, zijn niet te verenigen in 1 persoon.
Het nostalgische plaatje van de Hollandse vrouw in traditioneel uniform die op de fiets in de wijk zorg kwam leveren, in alle aspecten. Behoeftegerichte zorg voor baby’s, moeders, zieke en versleten mensen. Weinig protocollen, geen ingewikkelde administratie voor betaaltitels en verantwoording. Zorg die vanzelfsprekend gaat over mensen, relaties en gemeenschappen. Tot zover de romantiek. Dit beeld transporteren naar 2016 is populisme. De traditionele wijkverpleegkundige transporteren naar 2016 kan niet. De wijkverpleegkundige krijgt een niet-invulbare taakstelling, in een werkcontext die haaks staat op de opdracht.
Dit is een recept voor burn-out. Het is ondoenlijk om alle rollen die de wijkverpleegkundige moet vervullen, in één persoon gestalte te geven. We hebben het over de verpleegkundige vakkennis over de zorg voor zieke lichamen, geautoriseerde handelingen en indicatiestelling, behandelen, monitoren, regie voeren, aandacht hebben voor de persoon, liefdevolle relaties aangaan en als gids verwijzen in het woud van formele en informele zorg en welzijn. En dat alles binnen systemen die afrekenen op betaaltitels en normatieve veiligheidskaders en die een draconische verslaglegging vereisen in papieren of elektronische dossiers.
Experiment
De zorg kán anders. Maar in plaats van te zoeken naar een schaap met vijf poten, moeten we een divers team aanstellen waaraan ieder vanuit eigen kracht en achtergrond een bijdrage levert. Onlangs mocht ik in een klein experiment een moedig verpleegkundig team begeleiden. Zij hadden zichzelf geen eenvoudige opdracht gesteld: dementerende mensen die graag in hun eigen huis willen blijven, wilden ze thuis maximale zorg bieden. De teamleden leerden in een training om in gesprek te gaan zonder vragenlijst, om echt de connectie te maken met hun cliënt.
Het was mooi te zien dat iedereen iets unieks kon inbrengen als we een cliënt bespraken. “Hoe krijg jij het toch steeds voor elkaar om mevrouw mee naar buiten te nemen om te wandelen?” “Ik had geen idee dat zij zichzelf kon wassen, als je haar maar een washandje en aanwijzingen geeft.” Samen leerden we de persoon achter de cliënt beter kennen, reflecteerden we over een optimaal plan en wogen we dilemma’s.
Diversiteit
De diversiteit leidt tot liefdevolle en persoonsgerichte zorg. Man en vrouw, jong en ervaren, niveau 3 en niveau 5 en ook verschillende culturele achtergronden. Het een is niet beter dan het andere, maar in de ene cultuur is samen eten nu eenmaal heel belangrijk en bij de andere staat persoonlijke verzorging hoger op het lijstje. Het ene teamlid krijgt het voor elkaar om een angstige dementerende cliënt te kalmeren door met hem naar een orkest op televisie te kijken en samen te dirigeren.
Een mannelijke verpleegkundige is het lievelingetje van veel vrouwelijke cliënten en krijgt van bijna iedereen toestemming om ze met hun voornaam aan te spreken. Iets waarvan een verpleegkundige van Surinaamse afkomst meteen zegt: “Dat zou ik nooit doen! Ik zou niet eens vragen of ik ze mag tutoyeren, dat heb ik gewoon zo meegekregen. In Suriname zeg je altijd u en meneer of mevrouw tegen iemand die ouder is, daarmee toon je respect.” Een benadering die veel cliënten zeer op prijs stellen.
Dilemma’s
Binnen de sessies ontstond ook ruimte om dilemma’s aan te kaarten en vragen aan elkaar te stellen die je anders misschien niet zou stellen of waar simpelweg geen tijd voor is. Zo werd er besproken of er weleens problemen zijn op het werk vanwege etniciteit of geloof en zo ja, hoe hiermee werd omgegaan. Binnen dit team zaten verpleegkundigen met Surinaamse, Marokkaanse en Nederlandse achtergronden. Juist door hierover te praten en te zien wat ieders individuele inbreng is bij de cliënten, creëer je onderling nog meer respect en een hechter team dat daadwerkelijk over de inhoud met elkaar communiceert.
Het moet niet langer gaan over de wijkverpleegkundige maar over het portfolio aan persoonlijkheden, kennis en vaardigheden van een wijkverpleegkundig team. Ik kan mij goed voorstellen dat zo’n team besluit om ook andere disciplines in te schakelen zoals de ergotherapie, creatieve therapie en het maatschappelijk werk. Aan zorgorganisaties de taak om deze ideale teams te smeden en deze collega’s de tijd en ruimte te geven die nodig is om elkaar te leren kennen en optimaal aan te vullen. Alleen in teamverband kan hoogwaardige, persoonsgerichte zorg worden geleverd in de uiterst uitdagende context in de wijk, die niet is te vergelijken met 1960.
Directeur Leyden Academy en hoogleraar Ouderengeneeskunde aan het UMCG