Dit jaar bestaat het ‘nieuwe’ zorgstelsel, en dus de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), tien jaar. De ingrijpende wijziging van het stelsel was nodig om de zorgkosten te beheersen en het zorgaanbod beter af te stemmen op de behoeften van de patiënt. We zijn tien jaar verder en de vraag is nu: is dit gelukt?
In 1770 werden de eerste ziekenfondsen opgericht door artsen, apothekers, liefdadigheidsverenigingen en particulieren. Via hun ziekenkas, die werd gildebus genoemd, konden de leden financiële ondersteuning krijgen wanneer zij voor lasten kwamen te staan die ze zelf niet konden dragen.
Omstreeks 1780 werden de eerste echte ziekenfondsen geïntroduceerd door de commerciële verzekeringsondernemingen van die tijd. Zij richten zich met name op de minder bedeelden in de samenleving. Huishoudens met lage inkomens, en die waren er veel, konden zich voor het eerst verzekeren en hoefden in geval van nood niet meer aan te kloppen bij het armenfonds van kerk en gemeente als ze dit niet wilden.
Verplicht verzekerd
Rond 1940, Nederland had toen 9 miljoen inwoners, was ongeveer tweederde van de bevolking in meer of mindere mate verzekerd tegen medische kosten. De Duitsers voerden de verplichte zorgverzekering in 1941 in. Iedereen die minder dan 3000 gulden per jaar verdiende, moest zich verzekeren.
Na de bezetting besloot de regering het ingevoerde systeem van verplichte zorgverzekering te houden. De basisverzekering werd geïntroduceerd. Er waren toen ruim tweehonderd verschillende verzekeringsondernemingen. Nu zijn dit er 56. De inkomensgrens bleef bestaan en zo ook het verschil tussen de particulier verzekerden (mensen met een hoger inkomen) en ziekenfondsverzekerden (mensen met een lager inkomen).
Een basisverzekering voor iedereen
In 1974 werd de discussie geopend over het verschil tussen mensen die verzekerd waren in het ziekenfonds en degenen die particulier verzekerd waren. Men vroeg zich af of dit nog langer wenselijk was. Er werd gesproken over een algemene basis zorgverzekering voor iedereen, ongeacht het inkomen. Over dit vraagstuk hebben vele bewindspersonen zich het hoofd gebroken.
In de jaren tachtig werd strenge budgettering ingevoerd, de kosten werden veel te hoog, er ontstonden wachtlijsten en er heerste grote onvrede in het land. Onder grote druk voerde toenmalig minister Els Borst het “boter bij de vis”-beleid in dat tot snelle kostenstijging en daling van de wachtlijsten leidde.
Torenhoge kosten
Inmiddels was iedereen ervan overtuigd dat het oude systeem niet alleen tot klassenverschil en rechtsongelijkheid leidde, maar ook tot torenhoge kosten. De verantwoordelijkheid was niet langer alleen een zaak van de politiek, maar vooral een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid. We zouden samen moeten kiezen en iedereen zou gelijke basisrechten in de zorg moeten krijgen. Maar ook zouden de kosten beperkt moeten worden of in ieder geval minder hard moeten stijgen.
Pas in 2004 werd door de toenmalige minister van Volksgezondheid Hans Hogervorst een wetsvoorstel ingediend dat wel voet aan de grond kreeg. De nieuwe zorgverzekeringswet trad 1 januari 2006 in werking. Het verschil tussen arm en rijk viel weg. Iedereen had recht op goede basiszorg en er viel wat te kiezen.
Op 1 oktober 2006 werd de NZa opgericht. Iets later dan gepland omdat de bijbehorende wetgeving nog niet klaar was op 1 januari.
Marian Kaljouw en Misja Mikkers
Marian Kaljouw is voorzitter van de raad van bestuur van de NZa, Misja Mikkers is directeur strategie van de NZa
————————————————
Dit is de eerste van een serie blogs waarin Marian Kaljouw terugblikt en vooruit kijkt. Haar volgende bijdrage gaat over de NZa.