Een wetsvoorstel om zorgverzekeraars inzage te geven in de patiëntendossiers van ongecontracteerde aanbieders werd in 2016, weliswaar na veel commotie, door de Tweede Kamer aangenomen. Toen het wetsvoorstel pas eind 2018 op de agenda kwam van de Eerste Kamer, bleek de senaat kritisch. Zo kritisch, dat het wetsvoorstel nu door de minister is ingetrokken. Hoe zit dat en wat zijn de gevolgen?
Na drie jaar in de ijskast te hebben gelegen werd het wetsvoorstel ‘Verbeteren toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg’ pas eind 2018 alsnog plenair behandeld in de Eerste Kamer. De minister werd geconfronteerd met een aantal kritische vragen vanuit het veld en de Eerste Kamer en beloofde aanpassing van het wetsvoorstel op vier punten:
- de onafhankelijke positie van de medisch adviseur,
- de inzage alleen door de medisch adviseur zelf,
- het zo vroeg mogelijk informeren van de verzekerde over inzage in zijn medisch dossier en
- het vastleggen van waaruit de informatie achteraf aan de verzekerde ten minste uit moet bestaan.
Informatievoorziening
Bij brief van 19 april 2019 heeft de minister de Eerste Kamer nader geïnformeerd over de wijze waarop invulling aan deze punten gegeven zou kunnen worden. Uit deze brief bleek dat de minister de kritische geluiden vanuit de Eerste Kamer tegemoet kwam op beperktere wijze dan tijdens de plenaire behandeling van het voorstel door hem was aangegeven. Opvallend is met name dat de verplichting dat alleen de medisch adviseur (en dus niet het gehele controleteam) inzage mocht hebben in het medisch dossier niet op die wijze terugkomt in het voorstel. In het voorstel van de minister is dit beperkt tot de visitatie bij de zorgaanbieder.
Ook de informatievoorziening aan de verzekerde komt niet ondubbelzinnig terug in het voorstel van de minister. In het begeleidend schrijven van Zorgverzekeraars Nederland is een behoorlijke lijst van gevallen opgenomen wanneer vooraf informeren van de verzekerde niet mogelijk is. Denk daarbij aan mogelijke onrust bij de verzekerde, reputatieschade voor de zorgaanbieder, vertraging of frustratie van het controleproces (bijvoorbeeld omdat de verzekerde kan protesteren) etc. etc. Door deze voorwaarden is niet uitgesloten dat de verzekerde in veel gevallen toch niet vooraf geïnformeerd zou worden.
Wetsvoorstel ingetrokken
Het lag in de lijn der verwachting dat de Eerste Kamer geen genoegen zou nemen met de door de minister aangedragen oplossing. De minister heeft het wetsvoorstel uiteindelijk op 13 mei 2019, daags voor de nieuwe plenaire behandeling in de Eerste Kamer, ingetrokken.
De gevolgen
Eerder schreven wij dat de huidige wet- en regelgeving onvoldoende waarborgen biedt voor zorgaanbieders die geconfronteerd worden met een controle. De regelgeving gaat ervan uit dat de zorgaanbieder moet bepalen of de zorgverzekeraar voldoende heeft aangetoond dat het ‘noodzakelijk’ is om inzage te verschaffen in het medische dossier en daarmee of de aanbieder zijn geheimhoudingsplicht mag doorbreken. Bij discussie hierover met de verzekeraar trekt de zorgaanbieder vaak aan het kortste eind wanneer de verzekeraar betalingen opschort of geen nieuwe overeenkomst meer aanbiedt. Deze systematiek geldt vooralsnog nog steeds voor gecontracteerde aanbieders: voor hen verandert er niets.
Dat het wetsvoorstel is ingetrokken is wel positief voor zorgaanbieders die doorgaans zonder overeenkomst werken, zoals tandartsen. Door het uitblijven van de wetswijziging worden zij niet alsnog geconfronteerd met de mogelijkheid dat zij de zorgverzekeraar inzage moeten geven in het medisch dossier. Niet-gecontracteerde aanbieders mogen deze gegevens in beginsel immers alleen verstrekken aan de verzekerde. Dit is alleen anders indien de verzekerde de zorgaanbieder toestemming heeft gegeven deze gegevens aan de zorgverzekeraar te verstrekken.
Schaduwzijde
Toch is er een schaduwzijde. Want in het kielzog van het wetsvoorstel zouden ook een aantal andere wijzigingen worden doorgevoerd, die ook voor gecontracteerde zorgaanbieders zouden gelden. Denk daarbij aan de – weliswaar wat halfbakken – informatieverplichting van de verzekerde en de nadere aanscherping van de controle door de rol en verantwoordelijkheid van de medisch adviseur te vergroten. Door het intrekken van het wetsvoorstel vervalt de wettelijke grondslag voor deze aanpassing. Toch valt goed te beargumenteren dat deze wijzigingen nog steeds moet worden doorgevoerd. De argumentatie die Zorgverzekeraars Nederland in haar brief van 17 april 2019 aan de minister heeft opgenomen gaat immers (nog steeds) op voor de gecontracteerde zorg.
Wij hebben er vaker voor gepleit om nadere spelregels te verbinden aan de controlebevoegdheid van de zorgverzekeraar om een meer gelijk speelveld te creëren. Nu is de zorgaanbieder in de praktijk vaak zodanig afhankelijk van de zorgverzekeraar dat deze niet goed in staat is nee te verkopen aan zijn belangrijkste broodheer, in gevallen dat hij geconfronteerd wordt met een controle die te ver gaat. De door de minister aangedragen aanpassingen van de wet voorzagen ook niet in een oplossing voor deze machtsdisbalans.
Ongelijke verhoudingen
Dat controles door zorgverzekeraars plaatsvinden, daar is niets op tegen. Dat geldt echter niet voor de ongelijke verhoudingen tussen aanbieders en verzekeraars die door de huidige regelgeving zijn gecreëerd. Niet-gecontracteerde aanbieders zullen verheugd zijn dat zij bespaard blijven van de onevenwichtige methodiek die geldt voor materiële controles bij gecontracteerde aanbieders. Maar voor gecontracteerde aanbieders geldt dat de voorgestelde wijzigingen en aanvullende wijzigingen nog steeds wenselijk en noodzakelijk zijn.
Op zich staat niets in de weg om de door de minister in het kader van het wetsvoorstel als wenselijk benoemde wijzigingen alsnog door te voeren, aangezien de wijzigingen door zorgverzekeraars zelf zouden moeten worden doorgevoerd via zelfregulering. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft aan de minister aangegeven welke wijzigingen ZN daartoe zelf door zou kunnen voeren. Deze wijzigingen zijn – hoewel deze ons inziens niet ver genoeg gaan – in ieder geval een stap in de goede richting en is ook zonder wetswijziging mogelijk. Daarom een oproep aan Zorgverzekeraars Nederland om de aan de minister toegezegde wijzigingen in ieder geval door te voeren en daarnaast nog eens kritisch te kijken naar de stappen die genomen kunnen worden om de positie van zorgaanbieder en verzekeraar bij controles wat meer gelijk te trekken.
Onafhankelijke positie
Want kan de privacy van de verzekerde wel goed worden gewaarborgd, als de zorgaanbieder zich de discussie met de zorgverzekeraar bij het niet verstrekken van bepaalde gegevens niet kan veroorloven? Voor de gecontracteerde zorgaanbieder dient ook voorzien te worden in waarborgen op grond waarvan de zorgaanbieder zich onafhankelijk van de zorgverzekeraar kan opstellen. Een daadwerkelijk gelijk speelveld creëren is de beste manier om de privacy van de patiënt te waarborgen.