Naar schatting bepaalt de zorg die deze patiënten ontvangen slechts 20 procent van hun gezondheid en wordt het overige deel bepaalt door hun sociale omstandigheden. Onlangs pleitte de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) er dan ook voor om het terugdringen van sociale gezondheidsverschillen wettelijk te verankeren. Maar hoe kunnen we zorg en welzijn dan het beste organiseren om aan dit doel bij te dragen? Gezien de jaarlijks stijgende zorguitgaven is het immers evident dat de huidige initiatieven op het gebied van zelfmanagement, casemanagement en ketenzorg hiervoor niet afdoende zijn. We schetsen vier stappen.
Sociale determinanten
HCHN-patiënten worden voornamelijk geïdentificeerd op basis van specifieke ziekte indicatoren. Zo maakt de Amerikaanse National Academy of Medicine onderscheid tussen verschillende groepen HCHN-patiënten, namelijk; mensen met meerdere chronische aandoeningen, mensen onder de 65 jaar met een beperking en kwetsbare ouderen. Deze indeling is voornamelijk ziektegedreven. Grote gemene deler tussen de groepen is echter dat sociale determinanten voor elk van de groepen een belangrijke voorspeller vormt. We pleiten er daarom voor om, naast ziektespecifieke indicatoren, vooral sociaal-maatschappelijke factoren te gebruiken om (toekomstige) HCHN-patiënten te identificeren. Een dergelijke classificatiestrategie is noodzakelijk om de sector in te richten op preventie en het verhogen van welzijn in plaats van het behandelen van ziekte.
Inzicht over domeinen heen
Als we de zorguitkomsten voor HCHN-patiënten willen verbeteren (bijvoorbeeld in de vorm van lagere kosten, hogere kwaliteit of betere gezondheid), moeten we deze groep niet alleen kunnen identificeren maar moeten we ook een integrale en gecoördineerde zorgaanpak organiseren. HCHN-patiënten zijn vaak bekend bij verschillende organisaties. Er zijn casussen bekend waar patiënten door meer dan 15 aanbieders tegelijk worden gezien. Verrassend genoeg is er in de praktijk echter geen enkele instantie in staat om tijdig te signaleren dat dit het geval is. Binnen één stelselwet is het vaak al een uitdaging hier goed mee om te gaan, laat staan dat er over de domeinen van de Jeugdwet, Wmo, Zvw en Wlz voldoende inzicht is in welke organisaties betrokken zijn bij dezelfde cliënten. Van een gebrek aan data is geen sprake, dus als zorg en welzijn elkaar daadwerkelijk moeten versterken, is het zaak de data die voorhanden is te gebruiken om te begrijpen welke combinatie aan voorzieningen uit verschillende domeinen de HCHN-patiënten precies gebruiken.
Organiseren vanuit toegevoegde waarde
Zodra we meer inzicht hebben in de voorzieningen die HCHN-patiënten in verschillende domeinen gebruiken, volgt de vraag hoe er het beste in die zorgvraag voorzien kan worden. Het is immers evident dat de zoveelste extra aanbieder over de vloer niet dezelfde meerwaarde toevoegt voor een HCHN-patiënt als de eerste of tweede aanbieder. Juist bij deze kostbare patiëntengroep is het daarom noodzakelijk dat aanbieders, financiers en patiënten (of hun vertegenwoordigers) kritisch met elkaar kijken welk aanbod prioriteit heeft, welk aanbod samengevoegd kan worden, en welk aanbod (tijdelijk) gestopt kan worden. We zien hierin een belangrijke rol voor de huisarts weggelegd, die patiënten veelal het langste kent en bij uitstek de schakel kan vormen tussen het sociale en medische domein.
Organiseren via ecosystemen
In theorie is goede samenwerking tussen aanbieders, financiers en patiënten een prachtig idee. Uit diverse onderzoeken weten we echter dat dit in de praktijk bijzonder lastig te realiseren is. Kritische gesprekken tussen aanbieders en financiers zijn, niet op de laatste plaats dankzij financiële belangen, bijvoorbeeld niet eenvoudig. We pleiten daarom om de zorg in de toekomst in toenemende mate via een ecosysteem-benadering te organiseren. Tech platformen zijn het boegbeeld van een dergelijke benadering, waarin onderlinge afstemming centraal staat en niet noodzakelijkerwijs onderlinge samenwerking. Apps hoeven immers niet samen ontwikkeld te worden om elkaars meerwaarde te verhogen. Ze moeten echter wel compatibel zijn met elkaar. Wij zijn ervan overtuigd dat een dergelijke benadering zorg en welzijn op een duurzame manier beter tot hun recht kan laten komen.
Maike Tietschert, universitair docent Organisatiewetenschappen in de zorg, Vrije Universiteit Amsterdam
Daan Westra, universitair docent Healthcare Management, Universiteit Maastricht, Academische Werkplaats Duurzame Zorg