De minister heeft een wetsvoorstel aangekondigd, waarmee de overheid zelf de hoogte van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg kan bepalen. Dat wetsvoorstel kan enorme gevolgen hebben voor niet-gecontracteerde én gecontracteerde aanbieders, omdat het via een achterdeur de vrije artsenkeuze kan afschaffen of op zijn minst beperken.
Het is december 2014. Na een tumultueus nachtelijk debat stemmen 38 Eerste Kamerleden tegen het wetsvoorstel tot wijzing van artikel 13 Zorgverzekeringswet, waarmee de ‘vrije artsenkeuze’ zou worden gewijzigd. Door de wijziging zou het niet langer vanzelfsprekend zijn dat zorgverzekeraars een vergoeding betalen aan patiënten die naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder gaan. Het wegstemmen van het voorstel is een fikse streep door de rekening voor Minister Schippers. Het zou, zo was de verwachting, nog wel jaren duren voor de politiek zich weer zou wagen aan het opnieuw aanpakken van de vrije artsenkeuze.
Dossier niet-gecontracteerde zorg weer uit de kast
Het heeft bijna 5 jaar geduurd, maar inmiddels is er een nieuwe minister die het dossier niet-gecontracteerde zorg weer boven op de stapel heeft gelegd. Dit voorjaar heeft de minister aangekondigd te komen met een wetswijziging, waarmee de overheid de mogelijkheid krijgt om voor bepaalde zorgsectoren zelf te bepalen welke vergoeding patiënten krijgen voor de nota van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Onlangs heeft de minister zijn voornemen tot een wetswijziging in een Kamerbrief herhaald, met het doel om met het wetsvoorstel een daling van het aandeel niet-gecontracteerde zorg te bewerkstelligen.
Gevolgen
Waar nu het in de jurisprudentie ontwikkelde hinderpaalcriterium ervoor zorgt dat patiënten die niet-gecontracteerde zorg afnemen ongeveer 75% vergoeding krijgen van het tarief dat gecontracteerde zorgaanbieders van de verzekeraar ontvangen, is het gevolg van het aankomende wetsvoorstel dat die vergoeding lager kan worden, indien de minister dat wil. De minister maakt er allesbehalve een geheim van dat hij een lagere vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wil bereiken, met name voor de wijkverpleging en de ggz, om zo het aandeel niet-gecontracteerde zorg terug te dringen. Dat impliceert het verdwijnen van het hinderpaalcriterium, met de nodige effecten.
Einde verhaal voor veel zorgaanbieders
In onze praktijk ontmoeten wij dagelijks zorgaanbieders, die prima bereid zijn om een overeenkomst met een zorgverzekeraar aan te gaan, maar om uiteenlopende reden toch werken zonder overeenkomst, bijvoorbeeld vanwege administratieve verplichtingen of knellende contractvoorwaarden of omzetdrempels. Daarmee zijn die zorgaanbieders geen ‘boeven’ of ‘fraudeurs’, zoals vaak wordt gesuggereerd. Zo komt het ook vaak voor dat zorgaanbieders geen overeenkomst krijgen omdat zij een door de verzekeraar gehanteerde omzetdrempel niet halen, of omdat zij simpelweg ‘niet nodig zijn’ omdat volgens de verzekeraar al aan de zorgplicht wordt voldaan. Moeten deze zorgaanbieders daardoor worden geconfronteerd met een wet die waarschijnlijk het einde van hun bestaan in de zorg betekent?
Een lagere vergoeding, zeg van 50% van het tarief dat gecontracteerde zorgaanbieders van de verzekeraar ontvangen, betekent immers dat (1) veel patiënten niet meer kunnen kiezen voor niet-gecontracteerde zorg, waardoor het aantal klanten van ongecontracteerde zorgaanbieders zal teruglopen en (2) dat de patiënten die wél nog kiezen voor een ongecontracteerde zorgaanbieder, het restant van de nota dat de verzekeraar niet vergoedt, niet meer kunnen betalen. Dat laatste geldt met name voor de ‘duurdere’ zorgsoorten, zoals de wijkverpleging en de ggz.
Maar ook voor gecontracteerde zorgaanbieders is het wetsvoorstel allesbehalve goed nieuws. Omdat niet-gecontracteerd zijn in feite geen optie meer is, hebben gecontracteerde zorgaanbieders in de onderhandelingen geen ‘wegloopscenario’ meer. Nog meer dan nu al het geval is, wordt het ook voor gecontracteerde zorgaanbieders tekenen bij het kruisje. Wat blijft er dan over van de onderhandelingspositie van zorgaanbieders?
Het Malieveld op?
In Nederland bestaat het beginsel van contractsvrijheid: ieder mag zelf weten of en met wie hij een overeenkomst aangaat. Dat geldt voor zorgverzekeraars, en nu ook nog voor zorgaanbieders. Het risico bestaat dat zorgaanbieders echter straks geen keuze meer hebben om wel of niet te contracteren. Dat is desastreus voor de balans tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars en daarmee voor het zorgstelsel zoals wij dat nu kennen. Hoe kan marktwerking bestaan, indien onderhandelen slechts voor de bühne is?
Als boeren en bouwvakkers gegronde redenen hebben om te protesteren, hebben zorgaanbieders – gecontracteerd én niet-gecontracteerd – dat naar aanleiding hiervan des te meer. Dat protest zal dan samen zijn met de patiënt gevoerd worden, want die loopt het risico niet langer meer naar zijn vertrouwde zorgaanbieder te kunnen. En dat is nog wel het belangrijkste nadeel van dit aankomende wetsvoorstel.
Eldermans | Geerts