Huisartsen staan vaak in het middelpunt van de belangstelling. Het meest over hun rol in de patiëntenzorg en het inkomen dat zij daarmee kunnen en/of willen verdienen. Wat valt op? Weinig innovatie, weinig coördinatie en, merkwaardig eigenlijk, niet al te veel liefde voor de patiënt, klant of hoe we vandaag ook heten.
Al helemaal niet als zij een jaartje ouder worden en sprake is van multimorbiditeit, kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Hoe ouder en afhankelijker, hoe minder geliefd, zo lijkt het wel.
In de spreekkamer van de huisarts is niet bijster veel veranderd. De arts achter een tafel of bureau. Niet meer in een witte jas. De computer heeft zijn intrede gedaan. Maar het instrumentarium omvat nog steeds niet veel meer dan een stethoscoop, een bloeddrukmeter en aan de wand hangt een kaart met rondjes om de ogen te testen. Een behandeltafel waarop patiënten kunnen liggen voor onderzoek. Vaak staat in een hoekje een vitrinekastje met spullen van vroeger. Dezelfde als nu weliswaar, maar verouderde uitvoeringen daarvan. Dertig jaar geleden was het ook al zo. In groepsartsenpraktijken of gezondheidscentra is het niet veel anders. Mooie woorden zijn het wel, maar ze staan niet voor indrukwekkende innovatie. Het blijft bij een bedrijfsverzamelgebouw.
De huisarts
Waar vinden we de laagdrempelige centra voor medische APK’s waar op vertoon van een zorgpas een actuele diagnose kan worden gemaakt: ogen, oren, hartslag, longen, luchtwegen, bloeddruk, bmi, gewrichten, voeten en meer? Met de resultaten daarvan komen mensen eerst bij de huisarts. Die komt tot een (voorlopige) diagnose en baseert daarop adviezen, eventueel een behandeling of verwijzing naar een specialist. Deze toetst de diagnose of komt zelf tot een andere en behandelt. Zodra de behandeling is afgesloten, keert de patiënt weer terug onder de hoede van de huisarts. Dit dient als pleidooi om meer normaliteit te brengen in de relatie cliënt–huisarts. Veel mensen stellen hun contact met hem uit en dokteren zelf. Jammer. De huisarts is je eerste medisch adviseur en verdient daarom meer toegang en betrokkenheid. Een zekere frequentie van contact, verschaft bovendien ruimte voor dialoog over preventie.
Voor ouderen is het stelsel niet anders, maar de frequentie en de complexiteit van de verlangde zorg neemt wel toe. Gelukkig blijven we langer vitaal en houden we ons daarmee uit het complexe veld van de ouderenzorg. Zeker als we erfelijk gezegend zijn, geluk hebben gehad en gezond hebben geleefd.
Patiëntgerichte ketenzorg
Maar met de jaren komen de gebreken. Door gestapelde en gebundelde schade aan het menselijk lichaam, komt er meer bij kijken om ons in de benen te houden. Dat zien we ook aan de kostencurve, die op latere leeftijd gestaag stijgt. De meeste mensen raken door hun veroudering in de ban van meerdere chronische ziekten. Aandoeningen aan hart en longen bijvoorbeeld en veel mensen krijgen hoge bloeddruk. Zo doet ‘multimorbiditeit’ zijn intrede. Ziektes die zich in deze fase aandienen vergen van de huisarts een bredere professionele kijk die moet blijken uit patiëntgerichte ketenzorg. Relevant is de rol van ketenbeheerder die geënt is op overzicht, afstemming en integraliteit. Maar veel huisartsen staan om die rol niet te springen; waar de intensiteit van behandeling en de behoefte aan begeleiding van de patiënt toeneemt, neemt hun belangstelling af.
Ware liefde
De zorg voor ouderen in de fase van multimorbiditeit – later kwetsbaarheid en afhankelijkheid -vergt ketenzorg en daarop geënte professionele ontwikkeling. Het wekt al verbazing, gelet op de omvang van de ouderenpopulatie, dat in de reguliere studie tot basisarts zo weinig aandacht bestaat voor ouderengeneeskunde. Reden temeer om veel waarde te hechten aan hun na- en bijscholing. Hopen we daarmee het kennis- en vaardighedenniveau op te krikken, op gedragsniveau is nog wel wat anders nodig. Basaal in het vak van de huisarts is de mens te zien. De hele mens. De voornaamste professionaliteitseis is daarom, moeilijk is het niet, ware liefde voor mensen. Wie slaagt in dit opzicht voor de test?