Van de 23.000 medewerkers zijn ongeveer 1.900 wetenschapper. Deze groep professionals heeft veel kennis en de goede mindset om een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Zij krijgen ook nadrukkelijk de mogelijkheid om hieraan te werken.
Omschakelen
Sinds de oprichting in 1902 heeft Koninklijke DSM zich een aantal keer opnieuw uitgevonden. DSM begon als staatsbedrijf met de exploitatie van ondergrondse steenkoolreserves in Limburg (DSM stond voor De Staats Mijnen/Dutch State Mines). Toen de import van steenkool goedkoper werd dan zelf delven en er bovendien aardgas gevonden werd in Groningen, werd in de jaren ’60 van de vorige eeuw besloten de mijnen te sluiten.
DSM schakelde daarop over naar de petrochemische industrie en begin 21e eeuw naar de fijnchemie. Op dit moment heeft DSM twee divisies. De grootste divisie is DSM Nutritional Products, dat ingrediënten ontwikkelt voor de voedingsmiddelen-, cosmetica-, farmaceutische en diervoederindustrie. De andere divisie is DSM Performance Materials, dat kunststoffen en vezels levert aan onder andere de auto- en vliegtuigindustrie, zeevaart en bouwsector.
Werken aan innovatie
Een van de manieren waarop DSM werkt aan innovatie, is het continu ‘scouten’ van nieuwe technologieën die mogelijk interessant zijn voor DSM op de middellange en lange termijn. Dat kunnen universiteiten, wetenschappelijke instituten, leveranciers, klanten en start-ups zijn. Het mantra is daarbij proudly found elsewhere. Bijvoorbeeld op het terrein van artificiële intelligentie (AI), waarvoor ze onlangs het AI4B.io lab hebben opgericht in samenwerking met de TU Delft. Het AI4B.io lab is het derde AI lab in Delft. De TU Delft heeft namelijk samen met Ahold Delhaize het AI for Retail Lab opgezet en het AI for Fintech Lab samen met ING. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in 24 interdisciplinaire AI-laboratoria over een breed scala aan onderwerpen om de samenwerking tussen wetenschappers die in AI werken en wetenschappers uit andere domeinen verder te stimuleren.
Maar het proudly found elsewhere-principe geldt ook binnen DSM zelf, waarbij actief best practices via interne netwerken gedeeld worden tussen de verschillende bedrijfsonderdelen. Zo kunnen de ervaringen die zijn opgedaan bij de ontwikkeling van performance materials en de data die daarbij zijn verzameld, bijvoorbeeld gebruikt worden ter inspiratie voor de ontwikkeling van cosmetica.
En de zorg dan?
Toen ik de term proudly found elsewhere hoorde, moest ik gelijk aan de tegenhanger hiervan denken: het not invented here syndrome – geen onbekende in de zorg. Daarbij is het juist heel moeilijk om iets te introduceren dat ergens anders bedacht is. Waar zit nu het verschil waardoor dit in de zorg zo lastig is? En wat kunnen we leren van DSM? Lopen we in de zorg achter? Of hebben we goede redenen om hiervan af te wijken?
Ik kan zelf geen redenen bedenken waarom het belangrijk zou zijn om alles zelf uit te vinden. Fenna Heyning schreef eerder in een blog over dit fenomeen dat het vooral om vertrouwen gaat. Als je een partij waar je mee samenwerkt vertrouwt, gaat het overnemen van elkaars ideeën en kennis bijna kritiekloos. Ken je de partij echter niet, dan ben je vaak juist extreem kritisch. Zou het dan helpen om samenwerking – en daarmee het vertrouwen – tussen sectoren actief te organiseren? Zoals DSM dat doet met het AI4B.io lab?
Innoveren door samenwerken
Een van de plekken in de zorg waar dit wel succesvol gedaan wordt, is Health Valley. Deze netwerkorganisatie verbindt actief ruim tweehonderd deelnemende bedrijven, zorg- en welzijnsinstellingen, kennisinstellingen, overheden en eindgebruikers met elkaar op het gebied van zorginnovatie. Door daar binnen het vertrouwde netwerk connecties te faciliteren, lukt het om innovaties te implementeren. Bent u al bij zo’n netwerk aangesloten?
—————————————
Joris Arts plaatst elke week op woensdag een nieuwe blog op zijn eigen LinkedIn-pagina. De blogs verschijnen ook op Skipr. De andere blogs uit de reeks zijn hier te vinden.