Onlangs kreeg de nieuwe Wet verplichte geestelijke gezondheid een meerderheid in de Tweede Kamer. En ja, dat is goed nieuws voor familie en naasten van mensen met psychiatrische of verslavingsproblemen.
In hoofdstuk 12 van de nieuwe wet staat namelijk dat zorgaanbieders faciliteren dat familie en naasten van hun cliënten een beroep kunnen doen op een familievertrouwenspersoon. Dat geeft de familievertrouwenspersoon een wettelijke basis, een status die in de Wet Bopz was voorbehouden aan de patiëntenvertrouwenspersoon. De familie emancipeert!
Die wettelijke basis zet de stem van de familie onherroepelijk kracht bij. Het familiebeleid in ggz-instellingen ten spijt, komt het nog steeds voor dat familie onder het mom van geheimhoudingsplicht en privacy niet wordt geïnformeerd en afzijdig wordt gehouden van de behandeling. De familievertrouwenspersoon is op de hoogte van wet- en regelgeving en kent de weg in de zorg. Die deskundigheid maakt de drempel voor familie om in gesprek te gaan met de instelling toch een stukje lager. En dat geldt ook voor het indienen van een klacht bij de instelling of de inspectie.
Waar we voor moeten waken is dat er onder de nieuwe wet te veel op de schouders van familie en naasten wordt geschoven. Familieleden zijn vaak, hoewel niet altijd, ook mantelzorger. Nu steeds meer cliënten thuis worden behandeld, komt er al meer zorg op hen terecht. Maar de Wet verplichte zorg maakt het mogelijk ook dwangbehandeling ambulant uit te voeren. Daarmee vervalt de ‘adempauze’ die veel familieleden ervaren tijdens een dwangopname en kunnen familieleden te maken krijgen met vormen van dwang binnen hun privéomgeving. Zodra de grenzen tussen familie en zorgprofessionals gaan vervagen, weet niemand meer waar hij aan toe is. Ook de cliënt niet.
De nieuwe wet is goed nieuws. Laten we zorgen dat het dat blijft.
Directeur LSFVP – Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen