Simpel, maar misleidend, is de stelling dat de zorgvraag leidend is voor de beroepsontwikkeling. Simpel, omdat niemand het daarmee oneens kan zijn. Misleidend, omdat er niet één enkele ontwikkeling bepalend is voor het organiseren van het werk in de zorg.
Tegenstrijdigheden
Om dit punt toe te lichten wil ik drie ontwikkelingen aanstippen, die ook nog eens ogenschijnlijke tegenstrijdigheden vertonen:
1) Zorgen en ontzorgen. Het ‘ontzorgen’ verwijst naar een overheid die steeds meer zorg teruggeeft aan de burger en zijn/haar mantelzorg. De patiënt wordt partner in het zorgproces en voert zoveel als kan zelf de regie. Daarbij wordt de professionele zorg zoveel mogelijk uit het ‘gewone’ leven teruggedrongen. Tegelijkertijd is er een sterk pleidooi om ook preventie tot domein van professionals te maken, zie het RVZ-rapport van Ziekte en Zorg naar Gezondheid en Gedrag. De professional moet mensen gaan coachen in gezond leven, en dat is dan weer een forse uitbreiding van het zorgdomein.
2) Flexibilisering en standaardisering. De zorg moet aansluiten bij de leefwereld van de cliënt, meer flexibel worden ingezet. Tegelijkertijd willen we meer standaardisering en routine, omdat dit kosten bespaart en veiliger is.
3) Integrale zorg en specialistische zorg. We willen meer integrale zorg, dus één arts in plaats van vijf specialisten, en meer ketensamenwerking. Tegelijkertijd komt er steeds meer aanbod van hyperspecialistische zorg en willen we dit aanbod als patiënt ook graag gebruiken.
Zie hier, zomaar drie spanningsverhoudingen die het speelveld voor toekomstige beroepen en opleidingen in de zorg bepalen.
Competenties of papiertje?
Het RVZ-rapport “Bekwaam is bevoegd” dat onlangs is verschenen, pleit voor een ingrijpende verandering: denken in termen van competenties maakt het speelveld van de gezondheidszorg flexibel en wendbaarder dan denken in termen van beroepen. Niet de beroepstitel maar de vaardigheid bepaalt, zo stelt het rapport. De RVZ refereert daarmee aan het belangrijke concept ‘disruptive innovation’ van Clayton Christensen, auteur en docent aan de Harvard Business University. We moeten oude structuren durven afbreken, omdat die vernieuwing hinderen, vindt Christensen. Een dappere stellingname.
We hebben in de Nederlandse zorg inderdaad last van versteende verhoudingen en een behoudende cultuur. De sector gaat soms gebukt onder domeinstrijd, tussen artsen en verpleegkundigen, en tussen artsen onderling. Een strijd trouwens die ook altijd gemengd is met oprechte zorg voor patiënten. Volstaat het om te denken in termen van competenties om deze structuren te doorbreken?
Steentje in de vijver
De stelling van de RVZ is interessant, omdat het aanzet tot een heel nieuwe manier van denken over werken in de zorg. Het is een uitdagend concept, dat nadere uitwerking verdient. De aarzeling die ik niettemin ook voel, houdt verband met de hardnekkigheid van sociale verhoudingen. Wij zijn namelijk geen bundel van competenties. Anders dan competenties, schetst een beroep ook een positie, een identiteit en een plaats in maatschappelijke verhoudingen. Competenties refereren slechts aan een werkproces dat in brokjes is gebroken. Misschien juist ómdat een beroep sociaal gezien zo betekenisvol is, kan het ook zo’n machtig wapen zijn tegen verandering. We zullen dus moeten blijven denken over beroepen en structurele verhoudingen in het werk. Daarmee is het RVZ-advies te kwalificeren als een kleine steen in de vijver.
Prikkels
Financiële prikkels zijn een machtige instrument voor gedragsverandering. Zolang die prikkels een negatief effect hebben op de mogelijkheden voor onder meer taakherschikking, zullen deze opvattingen, hoe visionair ook, te weinig kracht hebben voor een daadwerkelijke verandering. Het is dus zaak dat deze innovatieve gedachtelijn nader wordt uitgewerkt, ook binnen de harde context van regels en structuren. Wie pakt die handschoen op?
Margo Brouns, voorzitter CBOG