Staatssecretaris Martin van Rijn is op 4 maart gestart met een reeks ‘Tafel van vijf’-sessies over de toekomst van de langdurende zorg. Komende maanden gaat deze Tafel langs alle twaalf provincies. Friesland had de eer de aftrap te mogen verzorgen, met name vanwege het succes van het Frieslab en andere innovaties, zoals Mienskipssoarch, Omtinkers en Meitinkers.
De toekomst is vandaag
Het was kort gezegd een inspirerende bijeenkomst, met veel mooie verhalen over samenwerken tussen alle zorgaanbieders, over cliënten waar echt naar wordt geluisterd, een wethouder die bevlogen vertelt over het belang van vertrouwen. Een medewerker van het Frontlijnteam (een organisatie voor welzijnswerk nieuwe stijl in Leeuwarden) vertelt over de generalisten die op straat lopen en overal aanbellen en iedereen in de wijk kennen. De specialisten op het bureau zorgen voor de specifieke deskundigheid als dat nodig is. De cliënt krijgt een integraal aanbod en is vervolgens bereid ook zelf wat te doen voor andere cliënten. Deze vorm van wederkerigheid is een wezenlijk effect van welzijn nieuwe stijl. Wat het belangrijkste verschil is met ‘oude stijl’? Goed luisteren, de cliënt volgen en een integraal aanbod. Minder zorg, meer tevreden klanten, minder kosten.
Ook het zorgkantoor is enthousiast en ondersteunend: we moeten niet langer denken in termen van overheveling AWBZ naar WMO, maar denken over een nieuwe werkelijkheid waar de cliënt meer eigen regie heeft. En voor zover iemand daaraan twijfelt: de gemeenten kunnen dit, zij verdienen het vertrouwen van de politiek.
Te exporteren?
Allemaal mooi, en bijna klaar voor de toekomst. Twee vragen zijn wat mij betreft blijven hangen. Kan dit model ook in een omgeving die minder gericht is op gemeenschap? Past het in een grote stad waar de etnische diversiteit veel groter is, en is er dan voldoende samenhang en bereidheid om iets voor elkaar te doen. Ja, was het antwoord, als er maar een kleinschalige aanpak is, als de aanpak is gericht op een specifieke wijk en de medewerkers de bewoners goed kennen, dan kan dit waarschijnlijk overal lukken. Of, zoals de staatssecretaris zei aan het slot: “Als we over een paar jaar terugkijken, dan kunnen we zeggen: het begon allemaal in Friesland.”
Rol van bestuurder
Een tweede vraag gaat niet over de cliënt maar over de bestuurders van de zorgorganisaties. Als het meer moet met minder, dan zal er ook verlies geïncasseerd moeten worden. Er is al een eerste zorgaanbieder die heeft gezegd dat de experimenten in Friesland eigenlijk niet interessant zijn vanuit verdienmodel. Deze aanbieder overweegt om elders zijn activiteiten te gaan concentreren – een bericht dat door de zaal met gejuich werd ontvangen.
Creatieve destructie?
Zijn de zittende bestuurders voldoende toegerust om over te gaan tot creatieve destructie? Ja, zegt het zorgkantoor, ze zullen wel moeten, over drie jaar is het minder. Dat antwoord is wat mij betreft te eenvoudig en vertrouwt teveel op het mechanische. Bestuurders zullen dit traject in goede banen moeten leiden en dat vereist een stevige omslag. Daar waar groei jarenlang de mindset bepaalde, moeten ze nu gaan sturen op vermindering van productie. Wat is de beloning voor succes? Welke prikkelstructuur zorgt voor de beste destructie? Ook voor de toezichthouder zit hier een lastige vraag: hoe kan terugloop als gevolg van gebrekkige resultaten worden onderscheiden van terugloop als gevolg van modernisering? De omzet loopt met miljoenen terug en daarvoor verdient de bestuurder een pluim?
Rugdekking
Niet alle toezichthouders hebben vanuit eigen ervaring verstand van de zorg en zij moeten toezicht houden op dit proces en de kwaliteit van het bestuur beoordelen. Ik word op zo’n moment wel wat stil van de blijmoedige verhalen. Hier is de staatsecretaris aan zet: hoe gaat hij de moderniserende bestuurders en toezichthouders rugdekking geven?
Margo Brouns
manager Onderzoek en Ontwikkeling van Zorggroep Alliade