Minister Schippers dringt er bij zorginstellingen met fusievoornemens op aan zich nu reeds te gedragen ‘conform de geest’ van het voorstel inzake het verscherpte fusietoezicht.
Dat leidt tot een aantal praktische problemen en tot de conclusie dat de politiek iets moet doen om samenwerking tussen zorginstellingen, ook zonder initiatief van de zorgverzekeraar, gemakkelijker te maken.
Praktische problemen
Het verscherpte fusietoezicht voorziet in toetsing door de NZa, vóórdat de fusie bij de NMa kan worden gemeld. Daar ligt al een probleem: de NZa heeft zelf aangegeven nog niet klaar te zijn voor de fusietoets, omdat de inhoud van de toets niet bekend is. Logisch. Anticipatie op wetgeving die nog niet in werking is getreden, komt vaker voor. Anticipatie op een wetsvoorstel waarvan de tekst niet eens bekend is omdat het zelfs nog niet bij de Tweede Kamer is ingediend, ligt een stukje lastiger. Maar laten we welwillend naar de oproep van de minister kijken. We baseren ons dan op het bericht over het wetsvoorstel dat het kabinet zelf in juni 2011 naar buiten bracht.
Ook dan is één ding duidelijk: zorginstellingen lopen het gevaar iets voor te leggen aan de NZa, waarvan de NZa niet weet wat zij ermee moet doen en binnen welke termijn. Mij dunkt dat in de geest van de wet wordt gehandeld als men een fusievoornemen goed overweegt en onderbouwt, stakeholders bij het voornemen betrekt en, vooruit dan maar, de NZa een kopie stuurt van de melding van de fusie bij de NMa. De termijnen voor de NMa lopen dan wel en de NZa kan die niet tegenhouden.
Alternatief voor fusie?
Er zijn verder nogal wat vraagtekens over de inhoudelijk toets die de NZa moet aanleggen. Ik zal hier niet alle aspecten van de toets bespreken (zie daarvoor de brief van de Minister van 14 juni 2011 aan de Kamer), maar licht er één uit. De fusie effectrapportage moet ingaan op de vraag welke alternatieven er voor de fusie zijn en de motivering waarom deze alternatieven niet zijn gekozen. Ik weet dat veel zorginstellingen zoeken naar samenwerkingsvormen die minder ver gaan dan een fusie, maar dan stuit op het kartelverbod. De NMa weigert doorgaans haar (informele) visie op de toelaatbaarheid te geven, omdat de Mededingingswet haar dat niet opdraagt.
Het antwoord op de vraag waarom het alternatief voor een fusie, namelijk samenwerking, niet is gekozen, is in de effectrapportage dus gemakkelijk te beantwoorden: samenwerking stuit af op de Mededingingswet, de NMa is niet bereid om vooraf duidelijkheid te geven over de toelaatbaarheid en de instelling wil niet het risico lopen de wet te overtreden en tegen een boete aan te lopen.
Tussen wal en schip
De ironie is dus dat een minder vergaande vorm van samenwerking risico’s en onduidelijkheid van de zijde van de NMa met zich meebrengt en dat vervolgens het alternatief, fusie, op wantrouwen en kritiek stuit vanuit de Kamer. Duurt die situatie voort, dan zijn het aan de ene kant de zorgverzekeraars en zorgkantoren die bepalen waar de zorg wordt ingekocht en aan de andere kant de specialistenmaatschappen, die wanneer zij fuseren binnen hun maatschap kunnen bepalen waar welke zorg wordt aangeboden. Het lijkt mij niet ongerechtvaardigd dat zorginstellingen ook zelf nog iets te zeggen willen hebben over hun toekomst en dus dan naar de fusie grijpen.
Maak samenwerking makkelijker
Wil de politiek minder fusies, dan zullen er dringend meer mogelijkheden moeten komen voor samenwerking tussen zorginstellingen, bijvoorbeeld in de vorm van een beleidsregel van de Minister van Economische Zaken over de wijze waarop de NMa andere belangen dan economische belangen in zijn afweging moet betrekken bij toepassing van het kartelverbod. De Mededingingswet geeft hem in artikel 5d die mogelijkheid. Het lijkt mij goed dat de Kamer hem hier op wijst.