Rotterdam kondigde onlangs aan fors minder jeugdhulporganisaties te gaan contracteren. Een grote fout, schreven Desiree van Doremalen en Anke de Jong. Wethouder Hugo de Jonge reageert.
Geachte mevrouw Van Doremalen en mevrouw De Jong,
U richtte een open brief aan mij waarin u uw zorgen uit over de vernieuwingen in de jeugdhulp, die we in de regio Rotterdam Rijnmond gaan invoeren. Met deze brief reageer ik op uw zorgen en hoop u hiermee meer duidelijkheid te geven.
Eén gezin, één plan
Het belangrijkste uitgangspunt van de vernieuwing in de jeugdhulp is dat het kind en zijn gezin centraal staan. Daarbij is één partij eindverantwoordelijk voor het leveren van de juiste hulp. Deze partij, de hoofdaanbieder, is hier ook op afrekenbaar. Zo willen we bereiken dat meerdere hulpverleners mét elkaar, in plaats van náást elkaar hulp bieden in één gezin. Zo ontstaat – net als in het kinderziekenhuis waaraan u in uw open brief refereert – een team met verschillende deskundigheden, dat de zorg om het kind heen organiseert.
Daarnaast willen wij ook dat zorgaanbieders alle cliënten accepteren, in plaats van eindeloos doorverwijzen als zij de problematiek van het kind niet aankunnen. In onze nieuwe werkwijze mag de aanbieder geen kinderen weigeren en blijft hij verantwoordelijk voor de hulp. Samen met het kind en het gezin zoeken zij naar de beste oplossing. Als het nodig is schakelen zij daarvoor andere aanbieders in. Eén gezin, één plan, met één regisseur die verantwoordelijk is.
Uitkomst
U stelt dat wij vooraf bewust hebben aangestuurd op een uitkomst waarin dertien grote aanbieders zijn overgebleven. Dit is niet het geval. In onze beoordeling van de inschrijvingen hebben we gelet op de kwaliteit van het aanbod. Er is dus aangestuurd op het contracteren van veelzijdige, vernieuwende en op samenwerking gerichte aanbieders. Dat is gelukt. We contracteren namelijk dertien hoofdaanbieders. Zij werken samen met onderaanbieders en vormen zo circa dertig verschillende zorgcombinaties.
Specialismen
U geeft aan dat wij specialismen gaan verliezen. Daar gaan wij niet van uit. Wij hebben de aanbieders de opdracht gegeven in hun inschrijving te laten zien dat zij kunnen zorgen voor alle vormen van hulp die een kind en zijn ouders nodig hebben. Tot aan het meest specialistische aanbod dat we nu kennen.
Dit betekent juist dat de gecontracteerde hoofdaanbieders samen moeten werken met andere aanbieders. Specialistische partijen moeten als onderaanbieders verbonden zijn aan een hoofdaanbieder. Voor het hoog specialistische aanbod is daarnaast nog een Landelijk Transitie Arrangement (LTA) geldig. Dit zogenaamde LTA is voor instellingen die landelijk werken en een schaars en bijzonder aanbod hebben. Het LTA wordt door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geregeld.
Vernieuwing
U vindt dat huidige aanbieders niet hebben laten zien dat zij kunnen vernieuwen. Daar treft u een gevoelige snaar. Het bestaande hulpaanbod bestond uit losse onderdelen die apart werden ingekocht. Daarom was de samenwerking niet in de gewenste mate mogelijk. Juist in samenspraak met aanbieders – groot en klein – is gekozen voor dit nieuwe model. Daarin valt verkokerde financiering weg, waardoor we écht kunnen vernieuwen.
Uit de offertes van de aanbieders klonk deze vernieuwingswens door. U bent van mening dat wij vernieuwing en innovatie hebben weggeorganiseerd. Dat ben ik dus niet met u eens. Ik heb hoge verwachtingen van onze vernieuwing van de jeugdhulp, waarin de zorgvraag van het kind en zijn ouders/opvoeders en niet het aanbod van de aanbieder het uitgangspunt is.
Ik hoop dat mijn uitleg uw zorgen wegneemt. Als dat niet zo is, dan nodig ik u graag uit voor een persoonlijk gesprek om mijn brief en de vernieuwingen in de jeugdhulp verder toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
Wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg Rotterdam