We zijn in Nederland bezig met een bijzonder belangrijk proces: we willen georganiseerd en zonder kleerscheuren een bijna volledige systeeminnovatie van de zorg doorvoeren.
Er zijn grofweg drie manieren om deze systeemvernieuwing in en uit te voeren. Eén: we creëren een visie op hoofdlijnen, houden ons niet alleen vast aan het Budgettair Kader Zorg, maar ook aan kostenplafonds per sector en persen met kracht de visie door de keel van de zorgverzekeraars, zorgverleners en –professionals. Twee: we volgen een van te voren uitgewerkt, zorgvuldig, stapsgewijs proces, waarbij we een pas op de plaats maken als het blijkt dat er een designfout in ons plan zat. Drie: we creëren alleen een visie op hoofdlijnen en beperken ons tot wetgeving die per sector gedifferentieerde bekostigingsregels neerzet en ondergrenzen stelt aan veiligheid, kwaliteit en toegankelijkheid en… that’s it.
Financiële problemen
We doen één, dat is duidelijk. En als optimist denk ik dat het gaat werken, al zullen velen dat optimisme niet delen. Echter, het drukt de zo benodigde innovatie van ZBCs de kop in en het bemoeilijkt noodzakelijke uitbreiding en vernieuwing van zorg van binnenuit. Om nog maar te zwijgen van alle financiële problemen zoals werkkapitaaluitdagingen, onduidelijkheid over bekostiging, geen goedkeuring accountant en te weinig financiering door banken.
Aantrekkelijk
Velen willen scenario twee en dat klinkt ook aantrekkelijk. Echter, centralistische planning van dit soort complexe systemen, of überhaupt een nationaal industriebeleid, kent weinig succesverhalen. Het is langzaam, kent altijd onbedoeld verkeerde incentives en werkt het ondoelmatig aanwenden van budgetten in de hand. En dus is het waarschijnlijk dat ook in de gezondheidszorg een succesvolle, van boven opgelegde grand strategy een utopie zou blijken.
Drie is eng: het vraagt durf om los te laten. En onvermijdelijk zullen er fouten worden gemaakt. Maar zoals te zien is aan de bewust eufemistisch gecommuniceerde beleidsafbakening dat de overheid ‘de continuïteit van cruciale zorg waarborgt’, is het wel degelijk mogelijk centraal voorwaarden en grenzen te definiëren en het daar dan bij te laten.
Sneller
Als de minister en de regulatoire instanties in het algemeen nu ook het budgettair kader rondom de ZBCs zouden loslaten, niet langer boetes zouden uitdelen voor in niemandsland gemaakte afspraken over behandelingen waarvoor destijds geen DBCs bestond, enzovoort, dan vernieuwt het systeem zich zelf. En veel sneller dan nu.
Disruptive innovations, of in goed Nederlands baanbrekende vernieuwingen, maken processen of producten eenvoudiger, goedkoper en toegankelijker: de lopendeband-productie van de T-Ford maakte de automobiel voor het grote publiek bereikbaar, het internet maakt het eenvoudig en goedkoop een vlucht naar de VS te boeken en daar een huurauto klaar te laten staan en éénpunts-ECG-meters zo groot als een pleister maken het mogelijk om op afstand en elk moment van de dag de hartslag te monitoren.
Vermomming
De snelheid en het potentieel van baanbrekende vernieuwingen zijn enorm. Echter, baanbrekende vernieuwing komt vaak in vermomming. In het begin is een éénpunts-ECG-meter niet zo goed als een goed gemaakt driepunts-ECG. Vernieuwing wordt vaak in de kiem gesmoord door gevestigde belangen van artsen, verpleegkundigen, verzekeraars, bestuurders. Hoe herkennen we deze nuttige en nodige innovaties en hoe gaan we om met de tegengestelde belangen? Vragen waarover we met elkaar in discussie moeten. Feit is dat als we het systeem willen verbeteren, we ruimte moeten scheppen voor baanbrekende innovaties.
Philipp Jan Flach
Directeur Slotervaartziekenhuis/MC Groep