Zo goed en zo lang mogelijk meedoen aan de samenleving, in alle fasen van het leven. Zorgen voor een kwalitatief hoogwaardig bestaan. Dat is de pijler onder ons gezondheidszorgbeleid. Daar zijn we in Nederland trots op, en terecht. De pijler vertoont echter scheuren. Het gaat mis in de vertaling van beleid naar zorgpraktijk. Als we nu niet repareren, is het straks te laat.
Een tekenend voorbeeld is het werk van de logopedisten, het vakgebied binnen de zorg dat zich nu juist richt op dat meedoen.
Communicatie is het sleutelwoord in onze huidige maatschappij. Voor het merendeel van ons is het de gewoonste zaak van de wereld. Dat is echter niet zo voor mensen die zich moeilijk kunnen uitdrukken of letterlijk slecht verstaanbaar zijn. En die daardoor beperkt gezondheidsvaardig zijn, wat hun gezondheid en welzijn belemmert.
Zij worden geholpen door logopedisten. Zo’n 8000 hoogopgeleide, gepassioneerde zorgverleners helpen dagelijks mensen om deel te kunnen (blijven) nemen aan de maatschappij. Denk daarbij niet alleen aan kinderen met een taal- of spraakproblemen. Het vak richt zich juist ook op ouderen, met Parkinson, afasie of slikklachten.
Bezuinigingen
Het werk staat echter onder druk. De screening op taal-/spraakstoornissen op het consultatiebureau gebeurt door bezuinigingen steeds vaker zonder logopedisten. Terwijl deskundige en vroege opsporing van groot belang is. Dan heeft de behandeling het meeste zin en wordt groot leed op latere leeftijd voorkomen.
Waar de logopedist wel in beeld is, dreigt de directe zorg voor de patiënt ook in de verdrukking te komen. Binnen de zorg heerst een registratie- en verantwoordingswoede. Praktijken in de eerste lijn moeten zich keer op keer tot in details bewijzen richting de zorgverzekeraars. Alles moet worden opgeschreven of aangevinkt, vaak voor iedere verzekeraar afzonderlijk. Zo vertaalt het beleid zich naar de praktijk.
Verlies
Een volgende scheur is de financiering. Het in 2011 door de NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) vastgestelde tarief, op basis van kosten en opbrengsten van een gemiddelde praktijk, is louter theoretisch gebleken. De verzekeraars bieden in de praktijk contracten aan met veel lagere vergoedingen. Veel logopedisten houden het hoofd nauwelijks boven water. Door hun gedrevenheid gaan ze nog door, maar voor hoe lang nog? Zelfs investeringen in kwaliteitsprogramma’s wegen voor een kleine praktijk niet op tegen extra inkomsten door iets hogere tarieven. Steeds meer logopedisten draaien hun praktijk met verlies en besluiten – met pijn in het hart – te stoppen.
Als reactie stellen de verzekeraars dat er nog altijd volop contracten worden afgesloten. Die redenering rammelt. Zorgverleners hebben niet echt een keus. Niet tekenen betekent automatisch faillissement, omdat dan de verzekeraar de kosten van de behandelingen niet geheel vergoedt en patiënten naar een andere praktijk gaan.
Sneeuwbaleffect
De scheur in de zorgpijler wordt manifester. In sommige delen van Nederland kan de verzekeraar nog maar net voldoen aan zijn zorgplicht, omdat er eenvoudigweg steeds minder praktijken zijn. Er ontstaat een sneeuwbaleffect. Steeds meer jonge mensen zien af van een eigen praktijk. Zij gaan werken in ziekenhuizen, verpleeghuizen of in het speciaal onderwijs. Mooi werk natuurlijk, maar vacatures in de eerste lijn worden niet meer opgevuld. Bovendien dreigt het gevaar dat steeds minder jongeren voor het vak gaan kiezen.
Dat het Malieveld in Den Haag nog niet is volgestroomd met boze logopedisten die protesteren tegen het uitkleedbeleid, heeft te maken met hun passie voor het vak en de zorg voor de patiënten. Ze zijn vooral bezig zich erom te bekommeren dat anderen ‘meedoen’ in de samenleving. Laten we er echter ook voor zorgen dat de logopedisten kunnen blijven ‘meedoen’ in de zorg. Daar past een normale boterham bij en terugdringen van onnodige bureaucratische handelingen. Repareer nu het nog mogelijk is.
Voorzitter Nederlandse Vereniging Logopedie en Foniatrie