Het hebben van de juiste focus op het gezin, doen wat nodig is en het gezin écht verder helpen is er met alles wat aanbestedingen met zich meebrengen beslist niet gemakkelijker op geworden.
Sinds 1 januari 2016 heeft mijn organisatie verspreid over 8 jeugdhulpregio’s aan zo’n 12 marktconsultaties deelgenomen, hebben we 174 jeugdhulp-gerelateerde aanbestedingen voorbij zien komen en hebben we een kleine 40 offertes uitgebracht. Uiteraard naast alle andere lokale subsidies en aanvragen die we al gewend waren te doen.
Tarieven
Dat gemeenten daarbij soms voor ons integraal bepaalden wat ‘reële tarieven’ zijn en dat ‘niet cliëntgebonden contacttijd’ blijkbaar niet écht telt, hebben we in deze overgang op de koop toe genomen. En dat we voor al die aanbestedingen inmiddels een kostprijsverhogende verkooporganisatie hebben moeten optuigen is ook tot daar aan toe.
Het inrichten van nieuwe processen, functies en rollen om alles een beetje werkbaar te houden vinden we ook vanzelfsprekend en logisch. Zolang het maar bijdraagt aan betere hulp aan de jongeren en hun gezinnen. Feit is wel dat het toch al schaarse personeel er in nieuwe rollen en functies een hoop administratieve taken bij heeft gekregen, en dat er eerder professionals bij zijn gekomen die níet rechtstreeks met het gezin werken dan wel. Het aantrekken van nieuwe medewerkers is daardoor eerder moeilijker dan gemakkelijker geworden, terwijl alle aanbieders in dezelfde, kleine vijver moeten vissen.
Tegelijkertijd krijgen we uit het hele land –en dus ook uit onze eigen jeugdhulpregio’s – zorgwekkende berichten dat er ernstige tekorten in de jeugdhulp zijn ontstaan. Divosa melde onlangs dat de overschrijding op jeugd landelijk in 2017 605 miljoen euro bedroeg. Als we ruim twee jaar na de decentralisatie de tussenstand opmaken, wat kunnen we dan (voorlopig) concluderen?
Winnen of verliezen
Bezig zijn met het ‘winnen of verliezen’ van aanbestedingen en het vervolgens onderling afsluiten van inkoopcontracten met ‘concurrenten’ maakt het realiseren van de inhoudelijke transformatie er niet per se gemakkelijker op. Zeker niet als de grote financiële druk bij gemeenten het potentiele partnership reduceert tot inkooprelaties waarbij (financiële) risico’s én administratieve lasten naar aanbieders verschuiven.
De vraag die opduikt is of al die aanbestedingswaanzin gezinnen echt wel verder helpt. Het zijn niet alleen de aanbestedingen zelf, maar vooral ook de effecten ervan die aanbieders een interne focus oplegt, terwijl de gedachte van de decentralisatie was dat jeugdhulp meer dan ooit de blik naar buiten, op het gezin, kon gaan hebben. Allemaal voor de best mogelijke zorg voor jongeren en hun gezinnen, en met als onderliggend doel de transformatie echt goed tot wasdom te laten komen.
Gelukkig biedt nieuwe werkwijze ook kansen om juist beter aan te sluiten op de behoefte van de gezinnen, zeker als er door coproductie en samenwerking integrale en samenhangende hulp ontstaat.
Ook keuzevrijheid voor gezinnen is een waardevolle toevoeging. En dat niet alleen. Met vallen en opstaan onderzoeken aanbieders hoe zij de balans kunnen vinden tussen het organiseren van al die veranderingen terwijl ze de focus zo veel als mogelijk op het gezin houden. Om hen was en is het per slot van rekening allemaal te doen.
Kapitaalvernietiging
We zijn in de huidige contractperiodes nog niet ver genoeg om te ervaren dat er enorme kapitaalvernietiging plaatsvindt als contracten door ‘goed afgeronde’ aanbestedingen niet worden verlengd. Gaan aanbieders minder investeren, als zij het risico lopen na een paar jaar weer te moeten afbouwen? Welke nieuwe dynamiek ontstaat als gemeenten prijs als nieuw subgunningscriterium introduceren om zo een extra sturingsinstrument op hun budgetkrapte te creëren? En wat gebeurt er met alle opgebouwde expertise als een aanbieder gedwongen wordt te stoppen als haar organisatie niet een nieuwe contractperiode gegund wordt?
Juist nu is hét moment om te reflecteren op wat we met z’n allen aan het doen zijn, en of we met het geïntroduceerde aanbestedingencircus niet voorbij gaan aan de bedoeling die we met de decentralisatie en transformatiegedachte voor ogen hadden.
In alle kwetsbaarheid van dit krachtenveld weten wij in elk geval nog steeds niet of we het gegund krijgen van al onze opdrachten moeten zien als een succes, of als een briljante mislukking waarvan we nog niet doorgronden hoe die zich aan het voltrekken is.