Gelijkheid is een belangrijke Nederlandse waarde, maar nog niet in alle geledingen van onze maatschappij een vanzelfsprekendheid. In de gehandicaptenzorg wordt bijvoorbeeld al jarenlang een vreemd onderscheid gemaakt: mensen met een beperking die in een instelling wonen via de Wet langdurige zorg (Wlz) krijgen op de ene plek zorg mét behandeling en op de andere plek is behandeling geen onderdeel van het pakket.
De minister beslist binnenkort of hij dit onderscheid blijft toestaan of dat er een integraal pakket aan zorg én behandeling voor alle Wlz-cliënten komt. Het is eigenlijk best treurig dat deze ongelijkheid al tien jaar bestaat. Er ligt nu een unieke kans om hieraan een einde te maken.
Bij behandeling moet u denken aan fysiotherapie en huisartsenzorg, of aan gespecialiseerde zorg van een gedragsdeskundige. Bijna driekwart van de cliënten met verblijf heeft een pakket mét behandeling. Het gaat om 53.000 cliënten. Of een cliënt wel of niet in aanmerking komt voor behandeling is vreemd genoeg niet afhankelijk van de zorgbehoefte, maar hangt af van het type woning. Het komt ook voor dat binnen één instelling een cliënt voor behandeling is aangewezen op de eigen huisarts – met sporadisch een consult van een Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) – terwijl zijn buurman kan rekenen op een behandelplan, waarin de inzet van bijvoorbeeld een orthopedagoog en de AVG zijn opgenomen. Niet uit te leggen en vanuit kwalitatief oogpunt ongewenst.
Integraal
Het Zorginstituut Nederland bracht twee jaar geleden een advies uit over deze kwalijke ongelijkheid en heeft de bewindslieden van VWS geadviseerd om behandeling voor mensen die in een instelling verblijven integraal onder te brengen in de Wlz. Als je de ongelijkheid wilt voorkomen, zijn er twee opties: óf alles in de zorgverzekeringswet óf alles in de Wlz. Het zorginstituut koos na alles afgewogen te hebben voor het laatste. Dat betekent dat de 23.000 mensen met beperkingen zonder behandeling in het pakket er op vooruit gaan. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft daarop een uitvoeringstoets over de bekostiging en de financiële consequenties van dit advies gepubliceerd. Het is nu aan de minister om een besluit te nemen.
Het gaat hier over mensen met meervoudige beperkingen. De zorg die zij nodig hebben is complex. Het is van groot belang dat het deel ‘behandeling’ in deze zorg integraal wordt uitgevoerd door een team van gespecialiseerde behandelaren én begeleiders. Begeleiders zijn immers het meest aanwezig in het dagelijks leven van deze cliënten, die levenslang en levensbreed op zorg en ondersteuning zijn aangewezen. Het integrale zit ‘m dus vooral in de samenwerking tussen verschillende disciplines. Juist de gecombineerde inzet van begeleiders, behandelaren, de AVG én de huisarts waarborgt de gewenste kwaliteit van zorg aan deze bijzondere groep cliënten.
Keuzevrijheid
Daar hoort ook keuzevrijheid bij. Veel zorgaanbieders maken afspraken met meerdere huisartsenpraktijken in de buurt. Dit biedt de cliënt de mogelijkheid om een eigen keuze te maken. Daar zit nog wel een haakje aan: huisartsen mogen patiënten weigeren als zij in een instelling wonen. Als dit wordt ingegeven door kostenoverwegingen, dan moet daar zo snel mogelijk een oplossing voor komen. In lijn met het VN-verdrag voor mensen met een beperking moet de toegang tot de huisarts voor iedereen geborgd zijn. En daar past voor de huisarts een fatsoenlijke vergoeding bij. Daarnaast dienen de gehandicaptenzorgorganisaties de huisartsen beter te faciliteren, met bijvoorbeeld triage, de AVG als achterwacht en na- en bijscholing en verbetering van gegevensuitwisseling.
Minister De Jonge heeft kortom nu de kans om eindelijk een einde te maken aan een anachronisme in de gehandicaptenzorg, door ongelijkheid in behandeling een halt toe te roepen en zo een kwaliteitsimpuls te geven aan de zorg voor mensen met beperkingen.
Directeur Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland