Supermarkten spelen een cruciale rol in krimpgebieden en zijn van groot belang voor de lokale bevolking. In deze gebieden, die worden gekenmerkt door een afname van de bevolking en economische activiteit, kunnen supermarkten een levensader voor gemeenschappen zijn. Maar heeft die supermarkt nog wel toekomst als er te weinig klanten komen om een buurtsuper te rechtvaardigen?
De beschikbaarheid van een supermarkt in de buurt is van onschatbare waarde voor de vaak zeer vergrijsde regio’s waar de bevolking daalt. Een buurtsuper stelt mensen met een lage mobiliteit of mensen zonder eigen vervoer in staat zelfstandig hun dagelijkse boodschappen te doen, wat afhankelijkheid van anderen voorkomt. Bovendien fungeren supermarkten als ontmoetingsplaatsen waar mensen sociale contacten kunnen leggen, praatjes kunnen maken en zich betrokken kunnen voelen bij de gemeenschap. Dit is vooral belangrijk in krimpgebieden waar andere sociale voorzieningen schaars zijn.
Speerpunt
Een keten die bij uitstek de dorpssuper was, is Spar. De van oorsprong Nederlandse supermarktketen is inmiddels een enorme multinational. Wat begon in 1932 in het Zuid-Hollandse Zegwaart door Adriaan van Well als Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig (DE SPAR), is uitgegroeid tot een keten met ruim 13.500 winkels. Van Zimbabwe tot Noorwegen en van Portugal tot China is een Spar te vinden. Toch heeft de keten altijd het imago van de buurtsuper blijvend omarmd.
Zo bevindt de keten zich ook vaak specifiek in de regio’s waar door een krimpende bevolking het niet altijd even makkelijk is om een winkel gaande te houden. Gebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Limburg en regio’s in Noord-Nederland. Maar tegelijk zorgt het sluiten van een buurtsuper ook juist voor een verslechtering van de leef- baarheid. Spar heeft daarom van de strategie in krimpgebieden altijd een speerpunt gemaakt.
Zo sloot toenmalig minister Stef Blok (Wonen) in 2013 nog een overeenkomst met Spar om de leefbaarheid te verhogen in gebieden met een bevolkingsdaling. In vijf dorpen zou worden geëxperimenteerd met de buurtsupers om diensten aan te bieden die de zelfredzaamheid van de bewoners vergroten. Zo werd met een bank een samenwerking gesloten om ervoor te zorgen dat bewoners toegang hebben tot contant geld. “De SPAR-winkel bekleedt een spilfunctie voor de lokale economie en is een sociale ontmoetingsplek”, vertelde Spar-directeur Sjaak Kranendonk toen.
Gemakswinkel
Maar daarmee had de keten ook een wat stoffig imago, de buurtsuper in de slaperige dorpen. Dat oubollige imago heeft de keten inmiddels van zich afgeschud. Zo is sinds enkele jaren de focus gelegd op gemakswinkels in de stad met andere producten. De kleinere Citywinkel waar klanten een kant-en-klare maaltijd kunnen halen. “En onze focus ligt niet op het avondeten, maar op het ontbijt, de lunch en snackmomenten ertussendoor”, vertelde directeur Sjaak Kranendonk in 2017. Dit zou niet ten koste moeten gaan van de traditionele buurtsuper, maar de keten kan zich simpelweg niet onttrekken aan de heersende trend van bevolkingsdaling in de regio. “Dorpen worden te klein voor een zelfstandige supermarkt. Met 1000, 1200 inwoners kan het gewoon niet meer uit”, legde Kranendonk uit. Zo werd met dochtermerk Attent, dat in de allerkleinste dorpen actief was, gestopt.
Met de trek naar de stad gaat Spar ook meer op die stedeling zitten die gemak zoekt. Tot en met 2025 moet het aantal verkooppunten verdubbelen van 455 naar 1000. Bijvoorbeeld op kleinere punten langs de snelweg, op campings en op universiteiten. “Wij gaan van klein naar kleiner tot kleinst”, vertelde CEO John van der Ent vorig jaar.
‘Wij gaan van klein naar kleiner tot kleinst’
Kostbaar
Volgens retailexpert Paul Moers lijkt Spar zich duidelijk meer te richten op de locaties in binnensteden waar veel mensen langslopen. “Spar heeft nog wel heel kleine buurtsupers,” vertelt hij, “maar hierin zie je ze eerder te kleine supermarkten in dorpen sluiten dan dat ze ze openen. Zij gaan echt voor de high-trafficlocaties. Daar proberen ze ook het assortiment voor neer te zetten en zo proberen ze ook een beetje weg te blijven van de grotere supermarkten. Want de Spar is ook zo’n 20 procent duurder dan de gemiddelde supermarkt. Het is echt een kostbare supermarkt. Het is echt een dure supermarkt die het moet hebben van de traffic op zo’n locatie waar jij toevallig langskomt met de auto of met de trein of wat dan ook.”
Terwijl Spar in de pers veel werk maakte van het imago van de buurtsuper met initiatieven met andere organisaties en de overheid, was de praktijk weerbarstiger, vertelt Moers. “In de praktijk zie ik dat niet overal gebeuren.” Hij noemt als voorbeeld de Spar in Bornerbroek, een dorp van een kleine 2000 inwoners net onder Almelo. Eigenaar en franchiser Albert Draaijer heeft twee jaar gezocht naar een opvolger, maar niemand heeft zich gepresenteerd. Volgens Draaijer draait de winkel goed, maar Jan Bartels van het lokale dorpsbelang merkt ook op dat er blijkbaar te weinig mensen kwamen. Juist voor ouderen is dit een probleem. “Het is toch een ontmoetingspunt.”
Retaildeskundige Moers merkt ook op dat er geen nieuwe Spar voor in de plaats komt. “Dus ik zie dat toch ook Spar in de kleinere dorpjes – en dat begrijp ik ook wel – naar de winstgevendheid kijkt. Zeker omdat de kosten voor de supermarkten zo opgelopen zijn. Het verschil tussen wil en werkelijkheid kan soms groot zijn.”
Klagen
Sowieso is het moeilijk voor supermarkten om in krimpgebieden aanwezig te zijn. “Het is buitengewoon ingewikkeld. Als je Bornerbroek neemt, dan zijn de prijzen zo’n 20 procent hoger en dan zie je dat de dorpelingen massaal naar een ander dorp rijden waar het goedkoper is. En vervolgens klagen ze dat de supermarkt verdwijnt. Dat is natuurlijk ook wonderlijk.”
De beweging is niet beperkt tot Spar alleen, merkt Moers op. In het eveneens Twentse dorpje Enter (7200 inwoners) sluit de Aldi. De winkel is niet meer up-to-date en het is niet mogelijk om dit aan te passen, vertelt een woordvoerder. En in andere dorpen zijn ook filialen van de budget- keten op korte afstand van Enter. Het personeel kan aanblijven bij een van de andere filialen. Twee andere supermarkten blijven over in het dorp. “Dat is nogal wat, hè: een Aldi die de winkeldeuren sluit”, vertelt Moers.
Uiteindelijk draait het gewoon om de financiële kengetallen”, vult retaildeskundige Art Frickus aan. “Je kan hele goede voornemens hebben dat we de kleine gemeenten leefbaar moeten houden en dat je aan de kleine consument moet denken. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat als het niet meer rendeert je de winkel niet open kan houden.”
Volgens Frickus is dat ook niet gek. “Het zijn commerciële bedrijven. En als je een commercieel bedrijf bent, ga je niet iets openhouden dat niet renderend is. Mensen zeggen dat supermarkten heel veel geld verdienen, en dat doen ze ook wel, maar dat komt doordat ze veel locaties hebben. Eén supermarkt op zich valt wel mee. En een buurtsuper op zichzelf is gewoon duurder wanneer mensen naar een volgend dorp rijden en de auto volladen bij de Aldi en dan de vergeten booschappen doen bij de dorpswinkel.”
‘Spar gaat echt voor de high-trafficlocaties’
Coöperatieve buurtsuper
Net als in de zorg is het verschil tussen verlies en winst voor een supermarkt heel klein, beaamt ook Moers. “De gemiddelde marge in zo’n supermarkt is twee procent netto. Ze kunnen het wel willen, maar als consumenten te beroerd zijn om een premie te betalen, dan wordt het ingewikkeld.” In sommige dorpen wordt daarom door consumenten zelf een supermarkt gestart. “Je ziet weleens dat buurtbewoners de handen ineenslaan en zelf zo’n supermarkt starten. Daar hoeven ze dan geen winst over te maken, maar het is wel een beetje liefdewerk oud papier.”
Op sommige plekken gaat dat nog niet eens onaardig. In het Gelderse Zwammerdam heeft een supermarktonder- nemer in samenwerking met gehandicaptenzorgorganisatie Ipse de Bruggen bijvoorbeeld een minisupermarkt gestart. Cliënten van Ipse de Bruggen gebruiken de locatie als dagbesteding, maar ook om te winkelen. Jarenlang had het dorp geen supermarkt, wat bijvoorbeeld een gemis was voor de ouderen van de locatie naast de nieuwe dorpswinkel, maar ook voor de cliënten die niet zomaar naar een ander dorp kunnen reizen.
Deze initiatieven laten zien dat er creatieve oplossingen mogelijk zijn om de toegang tot boodschappen in kleinere dorpen te behouden. Het is echter belangrijk om de uitdagingen in krimpgebieden te erkennen, waarbij de kosten, bevolkingsdaling en concurrentie een rol spelen. Supermarkten moeten strategische beslissingen nemen om winstgevend te blijven en tegelijkertijd te voorzien in de behoeften van de lokale gemeenschap.
Hoge investeringen
Maar uiteindelijk kan zo’n kleine coöperatieve buurt- super niet zomaar op eigen benen staan, denkt Paul Moers. “Als je moet opboksen tegen de giganten zoals Jumbo met een marktaandeel van 22 procent en Albert Heijn met een marktaandeel van 37 procent, dan kun je qua prijs nooit tegen hen op. Bovendien zijn de investeringen om een supermarkt te beginnen erg hoog”, voegt hij eraan toe.
“In het ene dorpje lukt dit wel en in het andere niet”, zegt Frickus over de kleine buurtsupercoöperatie. Tegelijk geeft hij ook toe dat het moeilijk is om zo’n organisatie in de lucht te houden. “Je moet ook gewoon eerlijk zijn”, benadrukt hij. “Ik doe zelf vrijwilligerswerk. Het is ontzettend moeilijk om nieuwe vrijwilligers te vinden. Mensen willen geen vrijwilligerswerk meer doen. Ze willen wel sporten, maar niet achter de bar staan. En daarna gaan we klagen dat er niemand te vinden is.”
Volgens Paul Moers ligt de toekomst van Spar in de gemakswinkels in de stad, daar waar de klanten zich bevinden. Deze ontwikkeling was ook al eerder opgemerkt door oud-directeur Sjaak Kranendonk. Inmiddels zijn in krimpgebieden enkele tientallen winkels gesloten omdat ze niet rendabel genoeg waren.
Volgens Frickus zullen inwoners van kleine gemeenten dan ook simpelweg moeten accepteren dat ze meer kilometers moeten rijden om boodschappen te doen. De trend van urbanisatie verdwijnt niet zomaar. “De concentratie neemt alleen maar toe. Je ziet het niet alleen in het noorden van het land, maar ook in bijvoorbeeld Zeeland of Noord-Brabant.”
SRV-kar
Frickus ziet het als een maatschappelijke uitdaging. Hoe wordt de leefbaarheid in die kleine gemeenten op peil gehouden? “Het is lastig. Ik rijd ook wel eens door die dorpen en zeker met vergrijzing raakt het verlies van een supermarkt zo’n dorp wel wanneer er geen nieuwe locatie voor terugkomt.” Hij denkt dat er misschien een toekomst is voor bezorgsupermarkt Picnic die als een soort nieuwe SRV-kar kan dienen om de kleinere gebieden ook toegang te geven tot een supermarkt. Maar dit heeft ook weer gevolgen voor de kosten van de boodschappen, merkt hij op. “Het zou kunnen dat zoiets weer opkomt. Hoewel Picnic natuurlijk elektrische karretjes heeft met een beperkte radius. En uiteindelijk draait het ook allemaal om de cijfers en om wat consumenten doen.”
Supermarkt zonder winstoogmerk
In het Utrechtse dorp Nigtevecht (1400 inwoners) lukte het de dorpsbewoners om de enige supermarkt, tevens enige winkel, te behouden voor het dorp. De locatie zat al langer in moeilijkheden. In 2021 nam een sociale organisatie de supermarkt over, maar ook voor een club zonder winstoogmerk kon het niet uit. Dorpsbewoners richtten daarom zelf een coöperatie op om de supermarkt te redden. Inmiddels zijn 200 mensen lid geworden voor elk 25 euro per lid. Dit helpt inwoners van het dorp betrokken te blijven bij het project, dat wonderen doet voor het dorpsgevoel. Maar de vraag blijft in hoeverre de coöperatie standhoudt. Voor de grotere wekelijkse boodschappen gaan de inwoners van Nigtevecht nog altijd naar een dorp verderop.