In 2015 werd het laagste sterftecijfer ooit neergezet. In dat jaar ging het om 561 baby’s.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek schrijft de daling van de afgelopen twintig jaar toe aan onder meer een afname van het aantal tienermoeders. Deze jonge moeders hebben vaak een zwakke sociaal-economische positie en dat hangt volgens het CBS samen met lagere overlevingskansen van zuigelingen.
Bij vrouwen die jonger dan 20 jaar zijn overlijden gemiddeld 10,3 op iedere 1000 levend geboren zuigelingen voor de eerste verjaardag. Daarmee ligt de sterftekans van baby’s van deze jonge vrouwen bijna drie keer zo hoog als gemiddeld.
Volgens het CBS liggen de sterftecijfers tegenwoordig ook lager door een verbeterde prenatale screening, een onderzoek om te kijken of het ongeboren kind aangeboren afwijkingen heeft. Ook een daling van het aantal meerlingzwangerschappen en richtlijnen om wiegendood te voorkomen spelen een rol.
Gemiddeld overlijden in Nederland ongeveer 3,6 op de 1000 kinderen in hun eerste levensjaar, in lijn met het gemiddelde in de Europese Unie. In Roemenië en Bulgarije was de zuigelingensterfte het hoogst, met 6 per 1000. Ook in Kroatië, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België en Denemarken lag de babysterfte hoger dan in Nederland. In Estland, Slovenië en Zweden was dit het laagst, met 2 of minder per 1000 levendgeborenen. (ANP)