Dat constateren data-analist Wolter van Dam en econometrist Mark Huijben van onderzoeks- en adviesbureau Kurtosis in een analyse op de site Platform Overheid. “Gemeentelijke sturingsinformatie blijkt vaak achterhaald en onvolledig”, stellen Van Dam en Huijben. “Na indicatie raakt de cliënt uit zicht, terwijl juist dan kosten worden gemaakt. De cliënt komt pas weer in beeld bij het betalen van de factuur.”
Termijn
Voor een adequate administratieve afhandeling zouden zorgaanbieders binnen dertig dagen bij de gemeenten moeten factureren, stellen Van Dam en Huijben. In werkelijkheid duurt dit niet zelden vier tot zes maanden. “Gemeenten hebben daardoor geen goed zicht op hun kosten en resultaten, waardoor prognoses onjuist zijn en goed sturen onmogelijk is”, concluderen de onderzoekers.
Tekorten
Daarbij vergroot de trage afhandeling de financiële druk op het budget voor Wmo en Jeugdzorg, terwijl driekwart van de gemeenten hier toch al met tekorten kampt. Vaak gaat het per individuele gemeente om vele miljoenen. Voor een middelgrote gemeente als Hoogeveen met zo’n 55.000 inwoners, ging het in 2018 om 11,5 miljoen euro, zo becijferen Van Dam en Huijben”Daar blijken zelfs nog rekeningen uit 2017 binnen te komen.”
Na-ijleffect
Het na-ijleffect manifesteert zich het sterkst in de jeugdzorg en in mindere mate bij de Wmo en pgb’s. De trage financiële afwikkeling in de jeugdzorg is onder meer te wijten aan het feit dat de indicaties niet alleen via de gemeente lopen, maar ook via externe verwijzers. De achterstand wordt pas bij het opstellen van de jaarrekening in mei iets ingelopen, omdat dan een inschatting wordt gemaakt van dit ‘onderhanden werk’. Ook bij de Wmo worden gemeenten verrast door tegenvallers, maar hier is het vooral door een gebrek aan inzicht in de instroom. Idealiter maken aanbieders binnen vijf dagen na aanvang van zorg hier bij de gemeenten melding van, maar ook deze termijn wordt vaak niet gehaald.
Kwetsbaar
Om de administratieve afhandeling van zorg in het sociaal domein te verbeteren moeten gemeenten volgens Van Dam en Huijben hun informatievoorziening verbeteren. Daarmee kunnen gemeenten ook nog eens financieel kwetsbare of malafide aanbieders uitfilteren. Met het oog hierop liep Kurtosis de jaarrekeningen van 3800 aanbieders na op elf financiële en HR-indicatoren. Op grond hiervan concludeert het adviesbureau dat 560 organisaties (14,7 procent van het totaal) er financieel niet goed voor staan.
Ontrechtmatig
Daarnaast ziet Kurtosis bij 260 organisaties (oftewel 6,8 procent van het totaal) signalen van onrechtmatigheid. Daarbij gaat het om zaken als een buitensporig hoge winst, een opvallend laag aandeel personeelskosten, een zeer hoge honorering van de bestuurder of een zeer hoge omzet per fte. Volgens Huijben ligt het werkelijke percentage waarschijnlijk hoger, omdat de analyse beperkt is gebleven tot de zorgaanbieders die deponeerplichtig zijn. Eénpitters en kleine aanbieders hoeven geen jaarrekening in te leveren bij VWS, terwijl juist onder deze groep relatief veel onrechtmatigheden te verwachten zijn.