Patiënten en artsen moeten hun gedrag veranderen om een effectief disease managementprogramma te bewerkstelligen. Dat is nodig om chronische ziekten systematischer aan te pakken, de kwaliteit van zorg te verhogen en de kosten te beheersen. De ziekenhuisopnamen kunnen zo worden teruggebracht en de kwaliteit van leven kan een stuk beter.
Disease management interventies in COPD-zorg
Dat steltKarin Lemmens in haar proefschrift ‘Verbetering van chronische zorg. Het ontwikkelen en testen van disease management interventies in de COPD zorg’. Lemmens promoveert dinsdag 30 juni 2009 aan deErasmus Universiteit Rotterdam.
Ziekenhuisopnamen voorkomen
Lemmens heeft een evaluatiemodel ontwikkeld en in de praktijk getest voor patiënten metCOPD (chronic obstructive pulmonary disease), een chronische aandoening van de luchtwegen. Het aantal ziekenhuisopnamen kan omlaag worden gebracht wanneer deze patiënten eerder symptonen herkennen en aan de bel trekken, zodat eerder kan worden ingegrepen. Bijvoorbeeld wanneer ze merken dat ze het benauwder hebben. Daarnaast kan de kwaliteit van leven flink worden verbeterd, blijkt uit het literatuuronderzoek. Dit komt doordat patiënten betere controle krijgen over hun ziekte als ze zich bewuster zijn van wat ze wel en niet moeten doen, bijvoorbeeld stoppen met roken en andere gedragsveranderingen.
Knelpunten van arts in de praktijk
Het blijkt effectief om bij het disease managementprogramma de knelpunten van artsen die in de praktijk werken als uitgangspunt te nemen. Het disease managementprogramma bestaat uit drie onderling samenhangende aspecten: patiëntgerelateerde aspecten (zoals patiëntenvoorlichting), professionalgerichte aspecten (veranderen van de zorgverlening) en organisatorische veranderingen/aanpassingen (bijvoorbeeld het periodiek oproepen van patiënten). Deze aanpak leidt volgens de promovendus tot verbeteringen in kwaliteit van leven, minder benauwdheid bij de patiënt en betere ervaringen van de patiënt met praktijkverpleegkundigen.