NLD20050315-ROTTERDAM: Rollator op gang van verpleeghuis. ANP FOTO/LEX VAN LIESHOUT
De NZa heeft de tarieven voor zorgprestaties voor de verpleeghuiszorg herijkt. De nieuwe tarieven gingen op 1 januari 2020 in. Voor sommige zorgprestaties zijn de tarieven verhoogd, voor andere zijn de tarieven verlaagd ten opzichte van 2019. De Tweede Kamer heeft in een motie gevraagd om onderzoek naar de effecten van deze aanpassingen. Uit het onderzoek van de NZa blijkt dat de tariefwijzigingen al zichtbaar zijn in de indicaties voor zorg.
De zorgautoriteit ziet de minder indicaties zijn voor de zorgprestaties waarvoor de tarieven zijn verlaagd. Zorgaanbieders doen minder aanvragen voor VV4, de laagste indicatie voor verpleeghuiszorg. “In vergelijking met de jaren daarvoor is die neerwaartse trend duidelijk zichtbaar”, schrijft de NZa in haar rapportage aan het minister van VWS.
Langer thuis
De daling van het aantal VV4-indicaties gaat samen met een – groter dan verwachte – stijging van de indicaties VV5 en VV6, constateert de zorgautoriteit. “Zorgkantoren en zorgaanbieders benoemen het feit dat cliënten langer thuis blijven wonen en daardoor met een zwaardere, complexere zorgvraag in de Wlz terechtkomen als belangrijke oorzaak hiervoor.”
Zorgaanbieders geven daarnaast aan dat voor cliënten in de lagere zorgprofielen meer mogelijkheden zijn om zorg op een verantwoorde manier anders te organiseren. Er wordt ook vaker zorg thuis geleverd. Wel laten zorgaanbieders en zorgkantoren weten dat initiatieven om zwaardere verpleeghuiszorg aan huis te leveren lastig van de grond komen, omdat de financiële ruimte hiervoor als onvoldoende wordt ervaren.
Indicatie verhogen
Verder grijpen zorgaanbieders de tariefswijziging aan om na te gaan of indicaties nog passen of dat de cliënten een hogere indicatie nodig hebben, tegen een hoger tarief. Daardoor ziet de NZa een stijging in de aanvragen van een herindicatie naar een vervolgprofiel.
“Het is aannemelijk dat de tariefherijking een grote of versterkende rol heeft gehad in de verschuiving van de VV4 naar de hogere zorgprofielen”, concludeert de NZa dan ook. “We zien dat een significante tariefverhoging, zoals bij zzp vv7 en vv8, samengaat met een stijging van het aantal cliënten met een indicatie en een stijging van het aantal cliënten dat VV7- en VV8-zorg ontvangt.”
Wachtlijsten
De verschuiving in de indicaties en de verschuiving van verpleeghuis naar thuis lijkt geen effect te hebben op wachtlijsten. Het aantal mensen dat op een plek in een verpleeghuis wacht is de afgelopen jaren fors toegenomen. De meeste mensen op de wachtlijst zijn niet actief wachtend. Dat wil zeggen dat niet acuut een plek nodig hebben en wachten op een plek van hun eigen keuze. Ze krijgen in de tussentijd zorg thuis.
“De mensen met een VV5-profiel vormen de grootste groep wachtenden”, schrijft de NZa hierover. “Het percentage VV4-cliënten dat op een wachtlijst staat stijgt, maar deze stijging is niet hoger dan de toename van het percentage wachtenden voor andere zorgprofielen. Zorgkantoren en zorgaanbieders geven aan dat opnamebeleid is gebaseerd op urgentie en niet op de indicatie van de cliënt. Bovendien blijven sommige cliënten uit voorzorg op een wachtlijst staan, voor het geval dat de situatie zou kunnen verslechteren. Zorgkantoren en zorgaanbieders hebben contact met cliënten op de wachtlijsten om zo te bepalen of de status op de wachtlijst nog passend is bij de zorgvraag en wens van de cliënt.”
Bekostiging
De NZa doet tot slot een aantal aanbevelingen. Hoewel de zorgautoriteit geen aanwijzingen heeft voor “ongewenste selectie-effecten”, raadt ze het ministerie aan om hierop te blijven monitoren. Verder stelt de NZa dat een nieuw kostenonderzoek in de (nabije) toekomst, wanneer de sector is ingegroeid in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, nodig zal zijn. Tot slot adviseert de zorgautoriteit we het ministerie van VWS om keuzes te maken ten aanzien van het onderscheid tussen geclusterd en ongeclusterd vpt, volledige pakket thuis. “Zolang dit onderscheid niet gemaakt wordt, kan de bekostiging daar niet op aansluiten en kan dit belemmerend werken om de beleidsdoelstellingen, zoals het stimuleren van langer thuis wonen en het verbeteren van de kwaliteit van verpleeghuizen, te realiseren”, aldus de NZa.