“Bemiddelaars zijn de basisspelers in het matchingsproces”, staat in het advies dan de commissie Werken in de Zorg onder voorzitterschap van Doekle Terpstra geeft aan minister Van Ark van VWS. “Veel van het succes hangt samen met de inrichting en de kwaliteit van het bemiddelingsproces. Maak het als VWS voor Extra Handen voor de Zorg mogelijk om te investeren in deze sleutelpersonen in het matchingsproces.”
De commissie ziet dat de personen die zich aanbieden voor een baan in de zorg meestal niet passen bij de vraag. Voornaamste oorzaak is dat de kennis en ervaring niet altijd stroken met waar in een stad of regio behoefte aan is. Ook willen zorgorganisaties vaak iemand die (bijna) fulltime werkt, terwijl belangstellenden meestal enkele dagen per week willen werken.
Inzetbaarheid
Om de match te verbeteren, adviseert de commissie een intake te doen, waarbij talenten, persoonlijke voorkeuren en inzetbaarheid van de kandidaten duidelijker worden. Ook zal er een nauwkeurig idee moeten zijn van wat werkgevers vragen: “Bemiddeling en plaatsing is een vak. Door vraag en aanbod te kennen kan beter worden ingespeeld op bijzonderheden van mensen en omstandigheden.” Plus: “Door goede relaties met beide partijen ontstaat vertrouwen en verhoogt het plaatsingspercentage.”
De commissie wijst de plannen van het ministerie af voor een nieuwe regionale besluitvormingslaag, in de vorm van een stuurgroep. Terpstra adviseert aansluiting bij “bestaande en goed werkende regionale organen voor de coördinatie van personeelscapaciteit tijdens de crisis”, zoals het Landelijk Netwerk Acute Zorg, het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding en de ROAZ’en.
Niet nodig
Ten eerste nemen bestaande regionale gremia (ROAZ en aanverwant) de personeelscapaciteit mee in de afwegingen rond verdeling van de patiëntencapaciteit: “Het is dus niet nodig en ook niet effectief om hier een extra orgaan voor in te stellen – de personeelscapaciteit dient juist in samenhang met de patiëntencapaciteit bezien te worden.” Ten tweede ziet de commissie dat de mogelijkheid om te schuiven met personeel relatief beperkt is: iemand in bijvoorbeeld Nijmegen gaat niet snel werken in Eindhoven of Maastricht.
Tijdens de eerste golf van de coronacrisis zijn ongeveer 22.800 aanmeldingen binnengekomen bij Extra Handen voor de Zorg. Ongeveer 2.800 personen hebben daadwerkelijk een tijdelijke werkplek gekregen. De commissie Werken in de Zorg heeft het verschil tussen deze aantallen geanalyseerd.
Veel aanmeldingen waren niet waardevol, omdat mensen zich dubbel hadden gemeld, niet voldoende zorgkennis hadden, student waren, te weinig uren wilden werken of niet in een regio woonden waar behoefte was aan zorgpersoneel. De commissie constateert dat de vraag van zorgorganisaties tijdens de eerste golf voor een groot deel niet kon worden ingevuld. In de eerste golf zijn door het uiteenlopen van vraag en aanbod slechts 2.800 zorgprofessionals geplaatst.
Idee goed
“De tekorten bleven knellen”, schrijft de commissie: “We kunnen niet anders dan concluderen dat het idee heel goed is, echter dat het ingerichte proces niet erg effectief is geweest om de genoemde doelen te bereiken. Daarbij beseft de commissie zich dat oordelen met de wijsheid van vandaag altijd makkelijker is en dat er in de beginperiode vanuit het niets, improviserend en naar eer en geweten door velen hard hieraan gewerkt is.”
Verder adviseert Werken in de Zorg te leren van Defensie en het Rode Kruis: “Structureer de hulpvraag in goed afgebakende ’werkpakketten’. Daarbij denkt de commissie aan afgebakende en uitvoerbare werkpakketten, zoals patiënten of bewoners gezelschap houden, het serveren van voeding, ontvangst van bezoekers, checken van hygiëne-richtlijnen, het helpen bij aan- en uittrekken van beschermende kleding et cetera.
Peter Koopman
De cie Terpstra ziet een “vitale” rol voor baanbemiddellaars ( recrouters ? ). Deze cie ( en ook VWS ) blijft uitgaan van containerbegrippen als “de zorg”, “ een baan “ en “zorgpersoneel”. Naar mijn mening moet men de mensen die professionele zorg behoeven meer zichtbaar maken en de inzet van de onderscheiden vakmensen: bijv. verzorgenden IG, verpleegkundigen of algemeen verzorgenden. En ook de betreffende zorgverlenende organisaties en het beroepsonderwijs daarin betrekken. Dus niet hoog abstract maar kleurrijk en persoonlijk. Weer een functie scheppen als bemiddelaar ( UWV term ? ) lijkt me geen werkzame oplossing. Wel kan een lokale mentor of praktijkbegeleider ( met wat beschikbare uren ) zorgen voor het passend inwerken ( en behouden ) van nieuwe collega’s. Een nationale categoriale CAO voor V&V professionals kan zeker steunend zijn. De commissie geeft voorbeelden van jobcarving: opsplitsing van taken. Dit kan. -op beperkte schaal- wel steunend zijn, maar zonder structureel betrekken van de zorgprofessionals bij deze taaksplitsingen kan hun eigen opgave daardoor ook minder interessant en voor de zorgvrager onoverzichtelijk worden. Niet meer over ons zonder ons pleisters plakken aub!
Frans Fakkers
We maken het weer veel ingewikkelder dan dat het in de praktijk werkt.
Tenminste daar waar de wijkzuster nog werkzaam is. De wijkzuster kent de wijk , kent de mensen, weet wat nodig is en zet verplegenden en verzorgenden in vanuit die kennis, Maar ook mantelzorgers kunnen via Samen Leren in de Wijk kennis opdoen om waar mogelijk een helpende hand toe te steken. Zo simpel is het. Zorg voor elkaar is van ons allemaal.