De AP ziet een aantal bezwaren in het wetsvoorstel zoals dat nu op tafel ligt. Zo signaleert de privacy-waakhond het risico dat zorgverleners in een dwangpositie komen waarbij hun medisch beroepsgeheim in gevaar is. “Als in detail is vastgelegd welke gegevens een zorgverlener elektronisch moet uitwisselen, zijn er in de praktijk maar twee opties”, schrijft de AP in een toelichting. “Namelijk: alle voorgeschreven gegevens elektronisch uitwisselen of – als de zorgverlener oordeelt dat dit in het concrete geval te veel gegevens zijn – helemaal geen gegevens uitwisselen. Beide opties zijn ongewenst.” Er zou daarom een toelichting moeten komen bij het wetsvoorstel, aldus het advies, waarin staat welke maatregelen dit risico kunnen ondervangen.
Versnippering beveiligingseisen
Een tweede probleem is volgens de AP dat de wet de beveiligingseisen verspreidt. De situaties waarin zorgaanbieders verplicht zijn om elektronisch gegevens uit te wisselen, komen later in algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) te staan. Het wetsvoorstel stelt ook eisen aan de ict-systemen waarmee de gegevens uitgewisseld gaan worden. De wettelijke beveiligingsnormen in de zorg zijn dan dus niet meer eenduidig terug te vinden in het Besluit elektronische gegevensverwerking in de zorg (Begz). Dat zou volgens de Autoriteit Persoonsgegevens wel moeten, omdat de eisen goed vindbaar en in lijn met elkaar moeten zijn.
Bezwaren
De AP is niet de enige partij met bezwaren tegen de voorgestelde wet. Onlangs deed een groep van tien belangenorganisaties (Actiz, de Nederlandse ggz, NVZ, NFU, InEen, LHV, NHG, RSO Nederland, VZVZ en ZN) hetzelfde. Zij spraken in een brief aan de de vaste Kamercommissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder meer hun zorgen uit over de oplopende bureaucratie.
Ook de financiering is een punt van zorg. Reinier Bax, bestuurder bij apothekersvereniging KNMP, zegt daarover in een interview met Zorgvisie: “De grootste randvoorwaarde is dat het gefinancierd wordt en dat is nog niet geregeld. Daar willen we graag duidelijkheid over.”
De ministerraad is al akkoord met het wetsvoorstel en de Tweede Kamer is voornemens het voor het zomerreces (9 juli) te behandelen. Als de wet wordt aangenomen, wordt die stapsgewijs ingevoerd.