Corona blijft voor grote capaciteitsproblemen zorgen en de onzekerheid over het ontstaan van nieuwe varianten en het verdere verloop van de pandemie is groot. “Zoals het er nu naar uitziet is het waarschijnlijk dat het afschalen van zorg bij toekomstige covid-golven in steeds beperktere mate nodig zal zijn, onder meer door vaccinatie, medicatie en opgedane ervaring”, aldus ING Research in haar vooruitblik.
Inhaalzorg
De groei van het zorgvolume zet daardoor in 2022 naar verwachting door, maar loopt dit jaar wel iets terug ten opzichte van de inhaalgroei in 2021 (2,5 procent versus 5,5 procent). De gemiddelde jaargroei van 1,7 procent over de coronajaren 2020, 2021 en 2022 komt daarmee lager uit dan de groei in de twee pre-coronajaren (respectievelijk 2,4 procent en 3,3 procent).
Tijdens de verschillende coronagolven nam de totale zorgbehoefte, ondanks de extra zorgverlening aan covid-patiënten, per saldo af. Enerzijds door het afschalen van reguliere zorg door aanbieders en anderzijds door het mijden van de zorg door een deel van de zorgvragers. Ondertussen neemt de inhaalvraag door alle uitgestelde zorg toe.
Sinds maart 2020 zijn 340.000 tot 380.000 minder operaties uitgevoerd dan normaal. Daarvan moeten ziekenhuizen naar schatting nog 170.000 tot 210.000 operaties inhalen, zo’n 12 tot 14 procent van het aantal operaties dat normaal gesproken in een jaar plaatsvindt. Door het vanzelf overgaan van klachten en door de lagere reguliere zorgvraag tijdens de pandemie vanwege minder infecties en (sport)letsel hoeft naar verwachting van de NZa 40 tot 50 procent van de zorg niet te worden ingehaald.
Indirecte coronagerelateerde klachten
De zorgvraag voor indirecte coronagerelateerde klachten stijgt wel. Bijvoorbeeld vanwege long covid en lichamelijke klachten die voortkomen uit verminderde beweging door thuiswerken en beperktere sportmogelijkheden.
Daarnaast zorgen mentale problemen vanwege lockdownmaatregelen voor meer vraag naar psychische ondersteuning. Zo constateert de NZa dat de ggz-verwijzingen voor minderjarigen sinds het uitbreken van de pandemie vrijwel continu zo’n 20 procent hoger liggen dan voorheen. De toch al structureel (te) lange wachttijden nemen daardoor eerder toe dan af, ook vanwege een aanhoudend tekort aan behandelaren. Ook leidt het uitstel van behandelingen bij een deel van de patiënten tot verergering van klachten en daarmee tot extra zorgvraag.
Gestegen werkdruk
De druk op zorgpersoneel neemt met elke coronagolf toe. Personeelstekorten en een hoog en oplopend ziekteverzuim versterken dit. Na de golf wacht een grote hoeveelheid inhaalzorg. De aanhoudende werkdruk die door corona nog verder is toegenomen zal daardoor hoog blijven. Hoewel het vinden en tevreden houden van personeel de laatste jaren al een enorme uitdaging was, is het door de gestegen werkdruk nog lastiger geworden. Het aantal zorgvacatures stijgt dan ook sterk en ligt sinds het tweede kwartaal van 2021 alweer ruim boven de piek van voor de coronacrisis.
Ook huisartsen staan zwaar onder druk door meer voor- en nazorg voor coronapatiënten, meer inhaalzorg, lange ggz-wachttijden en weinig mogelijkheden om patiënten naar ziekenhuizen door te verwijzen. Terwijl patiënten tijdens de eerste coronagolf de praktijken meden, lijkt daar nu nauwelijks meer sprake van. Bovendien zijn telefonische en online consulten steeds vaker een alternatief voor een praktijkbezoek. Veel huisartsenpraktijken kunnen de toegenomen drukte maar moeilijk aan. In een LHV-peiling gaf eind 2021 ruim 70 procent van de praktijken aan met personeelsuitval te kampen door ziekte of quarantaine.
Toenemende wachttijden
De arbeidsmarktkrapte zet een steeds grotere rem op de groei van het zorgvolume. De wachttijden voor ziekenhuiszorg zijn al geruime tijd hoog en overschrijden voor een substantieel deel van de specialismen de aanvaardbare Treeknormen. In het najaar van 2021 zijn de wachttijden, ondanks de afschaling, nauwelijks verder opgelopen door de daling in de zorgverwijzingen. Wanneer na het opschalen van de zorg weer meer uitgestelde zorg wordt ingepland, zullen de wachttijden vermoedelijk wel oplopen.