Gegevens van cliënten zijn nu niet altijd direct opvraagbaar bij spoedeisende zorg. Dit leidt tot vertraging, mogelijk foutieve diagnoses en daarmee verkeerde behandelingen. Het leidt bovendien tot extra administratieve lasten voor zorgaanbieders en zorgverleners. Het wetsvoorstel moet hier verbetering in aanbrengen door huisartsen en verloskundigen toe te staan zonder toestemming van de cliënt of patiënt gegevens beschikbaar te stellen. Ook mogen de zorgverleners van de huisartsenposten (HAP), de spoedeisende hulp (SEH) en de ambulancevoorziening de gegevens zonder toestemming opvragen en raadplegen.
Uitzonderingen schrappen
In het voorstel worden echter drie uitzonderingen gemaakt. Zo mag het beschikbaar stellen niet in strijd zijn met goed hulpverlenersschap en de persoonlijke levenssfeer van anderen. Ook moet een arts bij het raadplegen van de gegevens zeker stellen dat de patiënt of cliënt daar geen bedenkingen tegen heeft. “Deze uitzonderingen zijn juridisch gezien overbodig: de wet kent al beperkingen die stellen dat gegevens niet zonder grenzen mogen worden verstrekt. De uitzonderingen leiden echter wel tot een onnodige stijging van de administratieve lasten”, oordeelt het adviescollege.
Bovendien is de werkbaarheid van de drie uitzonderingen niet onderbouwd. Dat is wel nodig omdat de uitzonderingen open normen bevatten, concludeert ATR. De grenzen van die normen zijn niet op voorhand duidelijk. “Hierdoor is er een risico op willekeur en ervaren regeldruk.” De doelen van de wet worden volgens ATR eerder en beter bereikt met een wettelijke grondslag zonder uitzonderingen. “Dit minder belastende alternatief gaat uit van vertrouwen in het handelen van de professional. Controle op dit handelen is mogelijk via bestaand intern en extern toezicht, het medisch tuchtrecht en het inzage- en correctierecht van de cliënt/patiënt.” ATR adviseert de uitzonderingen dan ook te schrappen en het belang van betere kwaliteit en minder lastendruk hier zwaarder te laten wegen.