Jeugdhulpverleners, leerkrachten, huisartsen en andere professionals die met kwetsbare gezinnen te maken hebben, moeten altijd handelen in dialoog met de betreffende ouders en kinderen. Daarnaast moeten bestuurders en beleidsmakers professionals de ruimte geven om te experimenteren met vormen van samenwerking; professionals moeten in de praktijk kunnen toetsen wat wel en niet werkt.
Dit schrijft de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in zijn advies ‘Een gedurfde ambitie. Veelzijdig samenwerken met kind en gezin’.
Samenwerken in de zorg voor kinderen en gezinnen staat hoog op de agenda van menig bestuurder, beleidsmaker en professional. Zij zoeken naar nieuwe en betere vormen van samenwerking, in de overtuiging dat het kan bijdragen aan bijvoorbeeld het tijdig signaleren van problemen van kinderen en gezinnen. Te midden van alle inspanningen en ambities bestaat volgens de RVS het risico dat samenwerken ‘een doel op zich’ wordt: er wordt te weinig afgewogen wanneer, waarom en met wie samenwerking effectief is en of samenwerking meerwaarde heeft bij het beantwoorden van zorg- en ondersteuningsvragen van kinderen en gezinnen.
Professionals
In haar advies stelt de RVS dat samenwerking primair een zaak van professionals is. Zij bepalen wanneer samenwerken met andere professionals bijdraagt aan goede zorg of ondersteuning. Dit doen ze door de dialoog aan te gaan met kinderen en gezinnen. In hun afwegingen over de inrichting van zorg en ondersteuning staan kind en gezin centraal. Professionals hebben oog voor de context van zorgvragen en de veerkracht van gezinnen en hun sociale omgeving.
De ambitie ‘kind en gezin centraal’ vraagt veel van professionals in de jeugdhulp, het onderwijs en de (jeugd)gezondheidszorg. In het advies breekt de RVS een lans voor ‘relationele en normatieve professionaliteit’. Dit staat voor het leren en ontwikkelen van kwaliteiten en vaardigheden die verder reiken dan de vakinhoudelijke kennis van professionals. “Het gaat dan om het vermogen om met kennis van zaken een relatie met kind en gezin aan te gaan en het vermogen om te blijven reflecteren op de effectiviteit van die relatie: ben ik de juiste hulp- of zorgverlener voor dit kind of dit gezin?”
Het betreft volgens de RVS ook het omgaan met morele dilemma’s: wat is passende zorg of ondersteuning? Het beheersen van deze kwaliteiten en vaardigheden noemt de Raad noodzakelijk om effectieve vormen van samenwerking te ontwikkelen. “Het is daarom wenselijk dat er meer aandacht komt voor relationele en normatieve competenties in het opleiden en bij- en nascholen van professionals die werken met kinderen en gezinnen.”
Lange adem
Het zoeken naar effectieve vormen van samenwerken in de complexe praktijk van zorg en ondersteuning voor kinderen en gezinnen is een kwestie van een lange adem. Beleid en bestuur dragen daaraan volgens de RVS bij door niet zozeer te focussen op de samenwerkingsopgave als zodanig, maar door ruimte te bieden aan de variëteit aan samenwerkingsvormen die in de praktijk ontstaat. In hun bestuurlijke afwegingen over bijvoorbeeld concurrentie, keuzevrijheid en financiering kunnen ze dan meer aansluiten bij bevindingen en ervaringen van professionals.