AppleMark
Huisartsen en ziekenhuizen verwijzen niet snel door naar zorgcoöperaties, maar standaard naar de gebruikelijke thuiszorgorganisatie. Zorgverzekeraars en gemeenten weten als financiers bovendien niet goed waar ze zorgcoöperaties op kunnen beoordelen.
Ook worden zorgcoöperaties in hun ontwikkeling belemmerd door de hoeveelheid regels waar ze op allerlei vlakken mee te maken krijgen. Eén en ander blijkt uit onderzoek van het wetenschappelijk instituut van de Universiteit van Tilburg Tranzo en Movisie naar succes- en faalfactoren van zorgcoöperaties.
Het Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg en de Universiteit Utrecht constateerde eerder dit jaar dat het aantal zorgcoöperaties en burgerinitiatieven onder invloed van de transitie in het sociaal domein explosief groeit. In totaal telt Nederland nu minstens 131 zorgcoöperaties en burgerinitiatieven, waarvan er dertig afgelopen jaar zijn ontstaan.
In het onderzoek ‘Gedeeld Eigenbelang’ worden de belangrijkste succesfactoren aan de hand van de ervaringen bij drie Brabantse zorgcoöperaties op een rijtje gezet. De door de coöperaties geleverde werkzaamheden hebben vooral betrekking op hulp bij persoonlijke verzorging en huishoudelijke hulp.
Persoonlijke aandacht
Zorgvragers zijn met name positief over de betrokken, kleinschalige en persoonlijke werkwijze van zorgcoöperaties. Ze krijgen steeds dezelfde zorgverleners over de vloer, die bovendien flexibel inspelen op hun zorgvraag. Ook verzorgenden waarderen het werken in kleine teams en de zelfstandigheid die werken in zo’n team met zich meebrengt.
De keerzijde is wel dat het gewerkte aantal uren onvoldoende is om van te kunnen rondkomen. Ook zijn er geen contracten met vaste uren en vervagen de grenzen tussen werk en privé. Zorgverleners worden soms na werktijd nog opgebeld door zorgvragers of zijn thuis nog met de situatie van de zorgvragers bezig.
Spanning
De belangrijkste hinderpaal voor de doorontwikkeling van zorgcoöperaties is misschien wel de spanning tussen reguliere zorg en zorgcoöperaties, zowel op financieel gebied als het gebied van aanbieden van zorg. In zekere zin is er sprake van een botsing van culturen. Waar reguliere zorgaanbieders bedrijfsmatig werken volgens protocollen en formele verantwoordingsstructuren, ligt bij zorgcoöperaties de nadruk op een persoonlijke, informele benadering. Dit ligt vaak al in de ontstaansgeschiedenis van een zorgcoöperatie besloten. Niet zelden ontstaan coöperaties naar aanleiding van weinig positieve ervaringen met reguliere zorg.
Onderzoek
Toch pleiten de onderzoekers er voor om te onderzoeken waar de twee werelden elkaar raken, om zo het spanningsveld te kunnen opheffen en kennisuitwisseling op gang te brengen of samenwerking te verkennen. Dit zou ook een antwoord kunnen zijn op de problematische kanten van de coöperatieve werkwijze, zoals de omgang met privacy. Voor financiers van zorg is het met name van belang om erachter te komen waar zij zorgcoöperaties en burgerinitiatieven op kunnen beoordelen. Tezelfdertijd waarschuwen de onderzoekers er voor om zorgcoöperaties en burgerinitiatieven te veel ‘van bovenaf’ te regelen.