Groeiende administratieve lastendruk en diffuse financiering vormen een grote bedreiging voor de transitie in het sociale domein. Dat stellen verschillende zorgaanbieders die actief zijn in het gemeentelijk domein in het januarinummer van Skipr magazine.
“Wij verzuipen in de administratie en bureaucratie”, zegt psychiater Michiel Bosman. Met de gelijknamige aanbieder van jeugd-ggz Dokter Bosman is hij in zo’n 140 gemeenten actief. Het gros heeft eigen indicatie- en intakeprocedures, administratieve systemen, financieringsinstrumenten, betalingstermijnen en verantwoordingsmethodes. “Voorheen hadden we te maken met vijf zorgverzekeraars met allemaal eenzelfde basisverzekering, eenzelfde declaratiesysteem en vergelijkbare materiële controles. Nu hebben we met 140 gemeenten te maken, die allemaal verschillende bouwwerken opgetuigd hebben met ambtenaren, experts, adviseurs, consultants, die allemaal iets in de melk hebben moeten brokkelen. Daarom is onze declaratieafdeling inmiddels verzesvoudigd tot twaalf medewerkers.”
“Circa 10 procent van ons budget komt uit de Wmo en de Jeugdwet, toch gaat 60 procent van de tijd van de medewerkers planning en control daar in zitten”, vertelt bestuursvoorzitter Gerard Gerding van de aanbieder van gehandicaptenzorg Gemiva-SVG. “De contractering bij de zorgkantoren kost veel minder energie dan contracteren van gemeenten. Die zijn nog vaak bezig het wiel uit te vinden. Dat is een ontzettend stroperig proces. Zorgkantoren zijn vergeleken met veel gemeenten een wonder van efficiency.”
Bestuurlijke drukte
“De bestuurlijke drukt en complexiteit is enorm toegenomen”, vindt bestuursvoorzitter Eelco Damen van Cordaan in Amsterdam. “Er is een enorme extra administratieve druk, dat is bijzonder want het beleid had moeten leiden tot vereenvoudiging en minder regels.” Ook Cordaan is relatief het meeste tijd kwijt aan de omgang met gemeenten. Damen: “Het grootste deel van onze energie gaat naar contractering met de gemeenten , terwijl dat niet de bulk van de zorg is.”
Zorgaanbieders zijn bang dat de administratieve druk alleen maar verder zal toenemen als gemeenten straks serieus werk maken van het kwaliteitstoezicht op de Wmo. Dit staat nu in veel gemeenten nog in de kinderschoenen. De verwachting is dat ook hier grote variatie zal gaan optreden. Op grond van de Wmo mogen gemeenten zelf bepalen hoe ze dit toezicht inkleden. Dit kan bij een gemeentelijke instantie als de GGD worden ondergebracht, maar kan ook bij particuliere partijen belegd worden.
“De vraag op controle op kwaliteit in Wmo is nog niet eens beantwoord, wie moet het eigenlijk doen? De GGD?”, zegt Damen. “In ons werkgebied zijn ze al anderhalf jaar aan het zoeken hoe ze dat gaan invullen. Dat is nog helemaal niet ontwikkeld. Eigenlijk zouden we gewoon één inspectie voor de gezondheidszorg moeten hebben, dat was simpeler geweest, maar nee, de Wmo-zorg moet weer door de gemeente gecontroleerd worden.”
Meer stroomlijning
Ook voorzitter Jacobine Geel van GGZ Nederland maakt zich zorgen over de kwaliteitscontroles door gemeenten. “Het kan niet zo zijn dat kwaliteit naar het inzicht van iedere gemeente wordt ingevuld, maar ze zijn autonoom. In het toezicht op kwaliteit bij gemeenten mag echt wel meer stroomlijning komen. Het moet duidelijker zijn waar op wordt getoetst.”
De regelzucht van gemeenten wordt als extra schrijnend ervaren doordat gemeenten in de ogen van de aanbieders bij de verantwoording van de besteding Wmo-gelden onvoldoende duidelijk zijn. Ook het feit dat de gemeenten 1,2 miljard aan Wmo-gelden overhielden valt nog altijd slecht. “Wij zijn daar verontwaardigd over”, zegt. “Het is niet goed dat wij nee moeten verkopen aan klanten, terwijl er geld is. Ik begrijp dat gemeenten in de totale afweging kijken hoe ze het huishoudboekje sluitend kunnen maken, maar daarom zou juist een eenduidige oormerking van het Wmo-geld goed zijn, dan hebben we die discussie niet meer.”
Deze financiële perikelen zijn niet goed voor het draagvlak voor de transitie, merkt directeur Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) op. “Je mag er na een jaar of drie toch vanuit gaan dat gemeenten weten hoe ze hun geld besteden en dat op een goede manier verantwoorden. Vanuit governance-optiek is het heel ingewikkeld als er te veel ruis is tussen waar het geld vandaan komt en waar het aan wordt uitgegeven. Als niet duidelijk is hoe die verbinding ligt, heb je altijd ellende.”
Lees het verhaal over decentralisatie en governance in Skipr magazine 1, januari 2017.