De onafhankelijkheid van professionele cliëntondersteuners staat onder druk. Dat is in strijd met wat is vastgelegd in de Wmo en Wlz.
Zo blijkt uit het onderzoek van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) in opdracht van de beroepsvereniging van professionele cliëntondersteuners BCMB, waar Ieder(in) over schrijft. Ongeveer een derde van de ondersteuners ervaart druk vanuit de werkomgeving en problemen met onafhankelijkheid als het gaat om hun inzet bij de Wmo en de Wlz.
Budgetten
Cliëntondersteuners helpen mensen met een zorg- of hulpvraag de weg te vinden in het woud aan regelingen voor zorg en welzijn, behartigen daarbij hun belangen en betrekken het eigen netwerk van de cliënt. Ze moeten dus ook onafhankelijk van financiële belangen kunnen werken. Daar wringt ‘m de schoen vaak. Het komt regelmatig voor dat de gemeente druk uitoefent op de zorgvrager en cliëntondersteuner omdat budgetten voor zorg of ondersteuning overschreden zijn. Daarnaast komt het voor dat cliëntondersteuners ook de beschikkingen voor de zorg afgeven voor de cliënten waar zij als ondersteuner verantwoordelijk voor zijn. Onafhankelijkheid is in zo’n situatie onmogelijk.
Knip
Een andere opvallende uitkomst uit het onderzoek is dat in veel gevallen regels ontbreken voor de samenwerking tussen professionele en vrijwillige cliëntondersteuners. De verschillende rollen zijn onduidelijk. Gemeenten zouden hierin een regierol moeten hebben, vinden de onderzoekers. Verder vinden veruit de meeste cliëntondersteuners (87 procent) de ‘knip’ tussen Wlz en Wmo nadeling voor cliënten.