Zorgverleners hebben een belangrijke signalerende rol als een collega disfunctioneert. Veel van hen hebben een dergelijke situatie meegemaakt. In de meeste gevallen wordt actie ondernomen en wordt de zorgverlener aangesproken op zijn gedrag. Dat blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL in het wetenschappelijke tijdschrift Verpleegkunde.
Bijna de helft van de ondervraagde verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners (45 procent) heeft in het jaar voorafgaand aan het onderzoek een situatie meegemaakt waarin (mogelijk) sprake was van een disfunctionerende zorgverlener. Meestal (in 92 procent van de situaties) was dat een zorgverlener uit de eigen instelling of praktijk.
In 75 procent van de situaties ging het om beroepscompetenties die tekort schoten, zoals slechte communicatie of niet de afgesproken zorg geven. In 25 procent van de situaties was er (ook) sprake van persoonlijk disfunctioneren, zoals verslaving, psychische problemen, agressie of fraude.
Schade bij cliënt voorkomen
Meestal, in 87 procent van de gevallen, onderneemt de zorgverlener zélf, een leidinggevende of een collega actie, bijvoorbeeld door de zorgverlener op zijn gedrag aan te spreken. Dit is conform de beroepscode die veel beroepsgroepen hebben. Volgens de beroepscode moeten zorgverleners de cliënt beschermen tegen tekortschietende of schadelijk handelen van een andere zorgverlener. In 62 procent van de gerapporteerde situaties was de cliëntveiligheid mogelijk in gevaar, vooral als de disfunctionerende persoon een arts was, aldus het NIVEL.
“Zorgverleners zien veel tijdens hun werk en komen daarbij ook situaties tegen waarbij zij hun bedenkingen hebben of er sprake is van goede zorg”, zegt NIVEL-onderzoeker Anke de Veer. “Het hoort bij hun professionaliteit om dit bespreekbaar te maken. Uit onderzoek blijkt dat een goede teamsfeer en aansturing door de leidinggevende helpen om disfunctioneren bespreekbaar te maken.”