De zorg voor patiënten met hoofd-halstumoren moet meer gecentraliseerd worden. De zorg is nu verdeeld over veertien centra in Nederland. Concentratie zou niet alleen de zorguitkomsten verbeteren, maar ook de mogelijkheden voor de kwaliteitscontrole verruimen.
Dat stelt Mischa de Ridder, radiotherapeut-oncoloog in opleiding aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), in zijn proefschrift. De Ridder deed onderzoek naar de huidige kwaliteit van de zorg bij hoofd-halstumoren. Voor zijn onderzoek keek hij naar zowel structuur-, proces- als uitkomstindicatoren. De Ridder constateert dat er tussen de behandelcentra grote verschillen bestaan in aantallen behandelde patiënten en in de gekozen behandeling. Het verschil in volume komt hoofdzakelijk door verschillende verwijspatronen, aldus De Ridder, terwijl het verschil in behandeling meer te maken heeft met plaatselijke expertise.
De vraag of deze praktijkvariatie ook leidt tot verschillen in kwaliteit van zorg laat De Ridder in zijn proefschrift onbeantwoord, maar volgens De Ridder zijn er aanwijzingen dat dit wel het geval is. Vooruitlopend op verder onderzoek geeft hij enkele concrete advizen. Zo pleit hij voor het invoeren van sneldiagnostiek en optimale logistiek zodat de tijd tussen diagnose en behandeling wordt bekort.
Standaardisatie
Ook maakt hij zich sterk voor gestandaardiseerde werkwijzen. Dit kan de diagnostiek sterk verbeteren. Zo kan bij hoofd-halstumoren de verhouding tussen het aantal zieke en verwijderde lymfeklieren een voorspellende waarde hebben. “Maar door niet-gestandaardiseerde chirurgie wordt zo’n ratio volstrekt onbetrouwbaar en niet universeel toepasbaar als voorspellende factor”, zegt De Ridder. Door de hoofd-halsoncologische zorg meer te concentreren kan hier volgens hem iets aan gedaan worden. De meeste van de huidige hoofd- halscentra zijn al samenwerkingsverbanden. Zo werkt bijvoorbeeld Erasmus MC samen met het ETZ in Tilburg en Waalwijk, UMC Utrecht partnert met Medisch Spectrum Twente (MST).
Circa 3 procent van alle in Nederland gevonden tumoren bevindt zich in het hoofd-halsgebied. In vergelijking met andere kankersoorten komen hoofd-halstumoren daarmee niet vaak voor. De diagnose hoofd-halskanker wordt in Nederland circa drieduizend keer per jaar gesteld. Dit is een aanzienlijke toename ten opzichte van de jaren negentig, toen het om circa tweeduizend nieuwe gevallen per jaar ging. Deze stijging heeft vooral te maken met groei van de bevolking en vergrijzing. Hoofd-halskanker komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Mondholtekanker komt het vaakst voor. De belangrijkste risicofactoren zijn het gebruik van tabak en alcohol. De overleving na vijf jaar loopt uiteen van 30 tot 70 procent. Volgens het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) wordt de overleving in belangrijke mate bepaald door de plaats van de tumor.
De Ridder verdedigt zijn proefschrift op dinsdag 12 september aan de Universiteit van Amsterdam.