In een toelichting maandag zegt de minister dat de eerste inentingen dan “mogelijk enkele dagen eerder” hadden kunnen worden gezet. In het buitenland gebeurde dat wel, eind december. De Jonge hield steeds vast aan 8 januari, onder meer omdat het onderliggende IT-systeem van de GGD’en nog niet in orde was. Maandag werd bekend dat de vaccinaties toch iets eerder, op 6 januari beginnen.
Nederland is het laatste land van de Europese Unie dat hiermee begint. Het leverde de minister veel kritiek op, vanuit de Tweede Kamer maar ook van deskundigen.
Kleine doses
In november werd al duidelijk dat het vaccin van BioNTech/Pfizer eerder op de markt zou komen dan dat van AstraZeneca. Het Pfizervaccin komt in grootschalige tranches en moet diepgevroren worden bewaard, waardoor het vaccin niet goed in kleine doses kan worden verspreid. Daardoor konden de aanvankelijk beoogde doelgroepen van bewoners in verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking niet worden bereikt, stelde de minister.
Daarop is de strategie veranderd en is besloten de medewerkers van de instellingen van deze kwetsbare personen als eersten in te enten. De bewoners zouden later het Moderna-vaccin krijgen, dat binnenkort wordt verwacht en wel in kleine doses kan worden verspreid. Maar voor de grootschaliger vaccinaties op centrale locaties waren de GGD’en nog niet klaar.
Het vaccin van AstraZeneca is nog niet goedgekeurd, maar De Jonge gaat ervan uit dat dit snel gaat gebeuren. In de strategie gaat hij ervan uit dat dit vaccin vanaf half februari kan worden toegediend. Het is een belangrijk vaccin, omdat de grote bulk van de bevolking hiermee zal worden ingeënt. (ANP)