Gemeenten slagen er niet in moeilijk bereikbare doelgroepen, met name ggz-patiënten, bij de beleidsvorming rond de Wmo te betrekken. Bovendien blijken lokale rekenkamers bij de beoordeling van de rechtmatigheid nauwelijks op dit punt te letten.
Dat blijkt uit het onderzoek ‘Lokaal betrokken’ van het Verwey-Jonker instituut. De onderzoekers merken op dat gemeenten het om te beginnen al moeilijk vinden om zicht om te krijgen op kwetsbare groepen. Omgekeerd laat de betrokkenheid vanuit deze groepen van ook te wensen over.
Geen stem
Het onderzoek laat zien dat vrijwel alle gemeenten –zoals ze wettelijk verplicht zijn te doen- Wmo-doelgroepen raadplegen. Deze zijn vrijwel altijd verenigd in een Wmo-raad. Dit orgaan is voor de meeste gemeenten dan ook de voornaamste maatschappelijke gesprekspartner. De onderzoekers constateren dat deze raden gedomineerd worden door ouderen, chronisch zieken, vrijwilligers en mantelzorgers. Daardoor hebben moeilijk bereikbare groepen binnen de Wmo-raden veelal geen stem.
Belangenvertegenwoordigers
In sommige gemeenten worden de belangen van moeilijk bereikbare groepen vertegenwoordigd door medewerkers van instellingen die met de betreffende groep werken. Ook organisaties die opkomen voor de belangen van kwetsbare groepen hebben volgens de onderzoekers last van de dominante positie van de Wmo-raad.
Onder het motto ‘Navigeren in een nieuw zorglandschap’ houdt Skipr op 20 juni een congres over de transitie van de langdurige zorg. Voor meer informatie, klik hier.