“Het antwoord van de ggz is: ‘Er is sprake van een stoornis en die moet u in behandeling gaan oplossen’,” zegt Floortje Scheepers. “Terwijl psyche, gedrag, emotie en gevoel in interactie ontstaan. Die context moet je dus altijd meenemen. Je kunt mensen uit hun context halen en op een wachtlijst plaatsen voor een individuele behandeling. Maar je kunt ook kijken wat je in die context kunt aanpassen, zodat de klachten verminderen.”
DSM-taal
Het medische DSM-model in de ggz is oorspronkelijk nooit bedoeld voor de klinische praktijk, legt Scheepers uit. “Het is begin jaren vijftig bedacht om internationaal wetenschappelijk onderzoek te doen. Voor het vergelijken van behandelingen moet je overeenstemming hebben over patiëntengroepen en hun symptomen. Het is dus oorspronkelijk een classificatiesysteem voor onderzoek.”
Hokjes-denken
Het zwart-wit indelen van patiënten in hokjes is nooit de bedoeling geweest van de DSM. Het doet geen recht aan de complexe realiteit, vindt Scheepers. “Je hebt een stoornis of je hebt het niet, is synoniem geworden aan je kunt het niet of je wilt het niet. Dat is een indeling die niet past bij de menselijke psyche, want die is dimensioneel, dynamisch, adaptief en heeft meerdere perspectieven. De DSM is niet meer dan een manier om die complexiteit te ordenen. Dat is prima voor onderzoek, maar niet goed om mensen uit te leggen wat er met ze aan de hand is.”
DSM en wachtlijsten
Een goede reden om van de DSM af te stappen is dat de systematiek de wachtlijsten opdrijft. “Stel iemand staat op de wachtlijst voor depressie. Maar aangekomen bij de poort van de zorgverlener blijkt dat er sprake is van autisme. Dan moet deze persoon achteraan sluiten in de andere wachtrij van het juiste loket. Waarom laten hulpverleners mensen zo lang wachten vanwege een etiketje?”
Adresseer hulpvraag
“We moeten afstappen van het hokjes-denken en eerst de hulpvraag adresseren”, vervolgt Scheepers. “Waarom loopt iemand vast? Probeer het disfunctioneren met elkaar te begrijpen. Als het mensen niet lukt om de problemen zelf op te lossen, voeg je als hulpverlener in om te doen wat nodig is. Maar zodra het kan, voeg je weer uit. In het systeem waar we naartoe moeten, gaat het veel meer om het persoonlijke verhaal en wat iemand nodig heeft. Hoe we het noemen of labelen is dan niet meer zo belangrijk.”
Masterclass Complexity Thinking
Complexity Thinking helpt u om complexe vraagstukken in het grotere geheel te zien en vanuit diverse perspectieven te bekijken. Deze tweedaagse masterclass biedt inzicht in hoe u als bestuurder kunt handelen en beslissen in onzekerheid. Floortje Scheepers is een van de sprekers op deze masterclass.
Jorrit Stroosma
Daarom moet een intake ook sneller plaatsvinden, binnen de 4 weken van de treeknorm, om de zorgvraag goed in beeld te brengen door goede diagnostiek. Maar goede diagnostiek is nu juist door de beleidsmakers (overheid en zorgverzekeraars) teruggebracht tot een minimum om te mogen inzetten of helemaal niet.
In het Zorg Prestatiemodel is diagnostiek wel aanwezig als consult maar de tijd om de testgegevens uit te werken is onvoldoende, zeker bij een psychodiagnostisch of psychiatrisch onderzoek. Want je mag alleen maar tijd mét de cliënt/patiënt registreren, niet de tijd vóór de cliënt/patiënt.
En als er al een psychodiagnostisch of psychiatrisch onderzoek plaatsvind duurt het gemiddeld 3 maanden voor dat het onderzoek helemaal afgerond is, dit is veel te lang en een acceptabele tijd is 4 tot 6 weken. Dat zullen veel GGZ zorgmedewerkers te snel vinden maar ik weet dat het mogelijk is want mijn GGZ instelling rond onderzoeken af in 4 tot 6 weken. En het management geeft de medewerkers daar ook de tijd en ruimte voor, het is misschien niet helemaal kostendekkend meer in het ZPM maar de cliënt/patiënt krijgt wel sneller passende zorg.
En dat is toch wat de beleidsmakers willen met het IZA?!