Dat is aanzienlijk minder dan de ziekenhuizen. Volgens de Nederlandse ggz komt dat omdat ziekenhuizen met minder organisaties te maken hebben en vaak alleen met enkele zorgverzekeraars. In de ggz moet er samengewerkt worden met veel complexere samenwerkingsverbanden, waaronder verzekeraars, huisartsen en vaak meerdere gemeenten. Deze samenwerkingsverbanden moesten in 2022 nog ingericht worden.
Bewijzen
Daarnaast is het voor de ggz moeilijker om aan alle voorwaarden te voldoen, stelt de Nederlandse ggz. Dat geldt vooral voor de bewijsvoering. Ruth Peetoom, voorzitter van de Nederlandse ggz: “Hoe bewijs je bijvoorbeeld dat mensen die naar een laagdrempelig steunpunt gaan, anders bij de ggz terecht zouden komen? In 2023 zijn zo’n 24.000 meer mensen behandeld in de ggz door hetzelfde aantal medewerkers dan in het jaar ervoor. Is dat dankzij digitale middelen? Of door meer te behandelen in groepen? Dat is moeilijk te bewijzen, wat het lastig maakt om onze plannen goedgekeurd te krijgen.”
Gemeenten onder druk
Tot slot staan volgens de Nederlandse ggz samenwerkingspartners van de ggz-sector, zoals gemeenten, onder grote financiële druk. Peetoom: “Dit maakt het onmogelijk om meerjarige afspraken met gemeenten te maken. Dat maakt het ook lastig om voor nieuwe plannen geld te krijgen uit de transformatiemiddelen omdat hiervoor meerjarige financiële zekerheid vereist is. Dit vormt een risico voor het behalen van onze IZA-doelen, want gemeenten zijn essentieel in onze plannen. Als meer mensen de weg vinden naar andere ondersteuning in plaats van ggz, neemt de financiële druk op gemeenten toe, dus daar zal extra geld naar toe moeten.”
Goed op weg
De Nederlandse ggz is mede-ondertekenaar van het IZA. Sindsdien is in meer dan de helft van de regio’s een verkennend gesprek ingevoerd. Ook zijn er in steeds meer regio’s laagdrempelige steunpunten voor inwoners met mentale problemen en kan steeds vaker gebruik worden gemaakt van online community’s. Peetoom kijkt tevreden terug op de eerste periode. “We zijn goed op weg, al gaat het minder snel dan we zouden willen. Als sector moeten we op sommige vlakken nog harder onze schouders eronder zetten, maar een deel van de vertraging komt ook door financieringsproblemen en knelpunten in wet- en regelgeving.”