Ongeveer een derde van de ggz-cliënten maakt gebruik van apps om te werken aan hun eigen geestelijke gezondheid. De helft daarvan doet dat op eigen initiatief, de helft op verzoek van de behandelaar. Gebruikers en niet-gebruikers van apps en e-healthtoepassingen vinden dat dit nooit een behandeling kan vervangen.
Dat blijkt uit een enquête van MIND onder ruim 1100 mensen in hun ggz-panel naar het gebruik van gezondheidsapps. Veel apps maken deel uit van het online aanbod van ggz-instellingen voor ondersteuning van de behandeling en de communicatie tussen cliënt en behandelaar. Daarnaast worden losse apps gebruikt om bijvoorbeeld structuur te krijgen in de dag, het hoofd leeg te maken, een dagboek bij te houden, tijdig medicatie te nemen of voor sociale contacten.
Privacy
Ongeveer de helft van de niet-gebruikers zou het wel willen, bijvoorbeeld om minder te hoeven reizen. Meer dan de helft van de respondenten geeft aan geen gebruik te willen maken van apps. Zij hebben behoefte aan persoonlijk contact, vinden het risico dat signalen worden gemist te groot, zijn bezorgd om hun privacy of hebben geen smartphone. Bijna driekwart van de gebruikers vindt apps een laagdrempelige aanvulling op hun behandeling en raadt anderen aan om ze ook te gebruiken. Een kwart doet dat niet omdat ze zeggen teveel geconfronteerd te worden met hun ziekte of bezorgdheid over privacy.
Ggz-appwegzwijzer
Mensen vinden het belangrijk dat er goede informatie is over apps die zij kunnen gebruiken. Deze informatie is er nu te weinig. Daarom gaat MIND samen met tien ggz-instellingen apps beoordelen op basis van een aantal criteria van de cliënt en de behandelaar. De beoordeelde apps komen in de zogenaamde ‘ggz-appwegwijzer’, een overzicht van kwalitatief goede apps en andere e-healthtoepassingen in de ggz.