Het vetorecht van de Tweede Kamer, waarmee elke maatregel die de minister van Volksgezondheid wil nemen kan worden tegengehouden, moet uit het wetsvoorstel worden geschrapt, vindt bijvoorbeeld Bovend’Eert. In een noodsituatie is zo’n vetorecht onwenselijk. “De regering moet dan ruime armslag hebben om snel en slagvaardig op te treden.” De wens van de Eerste Kamer om ook dat vetorecht te krijgen, moet niet worden ingewilligd, vindt de hoogleraar.
Moeizaam proces
De verdeeldheid in de Tweede Kamer en het feit dat het kabinet geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft, brengt volgens Bovend’Eert het risico met zich mee dat er na een moeizaam besluitvormingsproces “halfslachtige politieke compromissen” worden gesloten. Daar is de bestrijding van bijvoorbeeld een nieuwe coronacrisis niet mee gebaat. De Tweede Kamer heeft al genoeg te zeggen over de wet zelf en later over het al dan niet nemen van maatregelen, vinden Bovend’Eert en Loof.
Lange lijst maatregelen
Andere experts hebben moeite met de lange en uitputtende lijst van collectieve maatregelen die het kabinet kan opleggen bij een nieuwe coronagolf, en die het in het wetsvoorstel wil opnemen, zoals een mondkapjesplicht. Maatregelen zoals sluiting van scholen staan niet in die lijst. Beter is om maatregelen op algemener niveau in de wet op te nemen, vindt Johan Mackenbach, emeritus hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg. “Dat is makkelijker toepasbaar in situaties die je nu niet kunt voorzien”, zei hij. Maar “als Tweede Kamer geef je dan wel weer veel uit handen”, tekent Mackenbach daarbij aan.
Noodknop
Diverse fracties hebben moeite met de wetsbepaling die het kabinet de ruimte geeft alsnog collectieve maatregelen in te voeren die nu helemaal niet in het wetsvoorstel staan. Zij willen die ‘noodknop’ het liefst uit het wetsvoorstel schrappen. Maatregelen die onder deze bepaling genomen kunnen worden, gaan verder dan de concrete maatregelen die in de wet staan opgesomd, waarschuwt Loof, zoals het instellen van een avondklok. De “noodbevoegdheid” is echter ook weer niet onbegrensd, maar moet “proportioneel en noodzakelijk” zijn, voegt hij daaraan toe. (ANP)