NLD-20040204-GRONINGEN: De voorzittershamer van het Gerechtshof in Groningen. ANPFOTO KOEN SUYK
Op 14 januari vond in de rechtbank van Den Haag het kort geding plaats dat Fivoor, Arkin en de Forensische Zorgspecialisten hebben aangespannen tegen tariefkortingen van de DJI, die onder het ministerie van Justitie en Veiligheid valt. Prijzen dalen volgens hen al sinds 2013, maar nu is de ondergrens echt bereikt. Ze stellen dat kwaliteit en veiligheid niet meer kan worden gewaarborgd. Vijf andere organisaties hebben zich ondertussen bij de zaak aangesloten: Dichterbij, Reinier van Arkel, GGzE, Trajectum en GGNet.
Recidive en opnamestops
De sector heeft volgens de aanbieders te maken met een arbeidsmarktprobleem, een doelgroep die zwaarder wordt, meer eisen voor het waarborgen van veiligheid, invoering van de AVG en de Wet verplichte ggz, stijgende CAO en ICT kosten. Tegelijkertijd neemt de risicotolerantie in de samenleving af. Toch gaat de kraan verder dicht, zo stelt Erik Masthoff, bestuurder van Fivoor. ‘Er zullen meer patiënten tussen wal en schip vallen, wat zal leiden tot meer recidive en dus ook slachtoffers’. Bestuurder van Arkin, Dick Veluwenkamp stelt dat hij een situatie als deze niet eerder heeft meegemaakt en ze met de rug tegen de muur staan. ‘Wanneer de tarieven niet kostendekkend worden, zullen we ons moeten gaan beraden op afbouw en een opnamestop’. Ook Stephan Valk, voorzitter raad van bestuur van de Parnassia groep, waar Fivoor onder valt, stelt dat ze met deze tarieven stapsgewijs moeten gaan sluiten.
Misvatting
De advocaten van de DJI stellen dat zij niet uitgaan van kostdekkende prijzen, maar reële prijzen. Ze benoemen verschillende keren dat slechts 8 van de 196 aanbieders aanwezig zijn bij het kort geding. De overige 188 hebben ‘blijkbaar’ geen problemen met de tarieven. Ook is het doel van marktwerking en open house inkopen volgens hen niet om alle partijen tevreden te stellen. De advocaten van de aanbieders benadrukken dat met name voor de zwaarste vormen van forensische zorg de tarieven niet dekkend zijn. Deze zorg wordt slechts door zes organisaties aangeboden. De grootste daarvan bevinden zich volgens de advocaten in de zaal.
Dalende tarieven
Een ander argument dat de DJI regelmatig naar voren laat komen is dat de aanbieders ‘bij hen aan het verkeerde loket zijn’. Ze zouden bij de NZa moeten aankloppen over de tarieven. De tariefkortingen van de DJI volgen op een verlaging van tarieven door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Afgelopen augustus maakte de NZa bekend dat de tarieven voor forensische zorg licht zouden gaan dalen ten opzichte van 2019. De tarieven voor verblijf daalden met 2,1 procent, voor behandeling met 5,5 procent en voor de ambulante forensische zorg 3,4 procent. Deze tarieven zijn vastgesteld op basis van de uitkomsten van een kostenonderzoek, dat onder vuur ligt tijdens het kort geding. Het is gebaseerd op cijfers van 2017, wat volgens het veld een zeer ongunstig jaar was. Ook zijn er nadien diverse ontwikkelingen geweest die de zorg duurder maken. Denk aan extra maatregelen die werden ingebouwd na de zaak Michael P. Hoewel de NZa hierop voor 2020 nog wel een prijsindex heeft toegepast van 8,4 procent, zijn de vastgestelde tarieven volgens de aanbieders niet kostendekkend. Hierover lopen al bezwaarprocedures.
Dagprijs
Volgens de advocaten van de aanbieders kunnen de tariefkortingen van de DJI op gaan lopen tot 3,4 procent, bovenop de verlaging van de NZa. Dat heeft onder andere te maken met de ‘geïntegreerde maximale dagprijs’ die de DJI introduceert voor de klinische forensische zorg. Afgelopen jaar bestond al een maximale dagprijs voor verblijf in tbs-klinieken, waardoor volgens Fivoor gewerkt moest worden onder kostprijs. Zonder dat verder te evalueren of met het veld te bespreken, wordt het nu verder ingevoerd in de combinatie van verblijf, dagbesteding én behandeling. Volgens de DJI krijgen aanbieders hiermee meer ruimte om zelf ‘aan de knoppen te zitten’ en naar eigen keuze in het aanbod te kunnen schuiven. Volgens de advocaten van de aanbieders werkt dergelijke substitutie van zorg alleen wanneer er onrechtmatig wordt gewerkt. Bijvoorbeeld als er te veel op behandeling wordt ingezet. Er is echter niets dat daarop wijst, moet ook de DJI toegeven. Volgens de aanbieders gaat het hier dan ook om een generieke korting, waarmee met name de zwaardere forensische zorg benadeeld wordt. Er zou amper ruimte te zijn om binnen dat aanbod te bewegen.
Max-max-tarief
De NZa heeft vastgelegd dat het vanaf 2020 mogelijk is om een max-maxtarief te bespreken. Dat betekent concreet dat waar nodig de inkoper bij aanbieders 10 procent boven de NZa-tarieven zorg in mag kopen, om bijvoorbeeld kwaliteit en innovatie te bevorderen. Hier zou een oplossing kunnen liggen om de tarieven alsnog kostendekkend te maken. Een aanwijzing van de NZa stelt dat er winst te boeken is als inkoper, in dit geval de DJI, en aanbieders hierover met elkaar in gesprek gaan. Dit kan volgens de NZa zonder concurrentie-belemmeringen. De rechter vraagt zich af waarom dit niet is gebeurd. De DJI stelt de gesprekken niet aangegaan te zijn vanwege het aanbestedingsrecht. Het gelijkheidsbeginsel zou in de weg staan om individuele gesprekken te voeren met aanbieders. ‘Lariekoek’, aldus de advocaat van Arkin. ’Er zijn genoeg alternatieven en andere knoppen om aan te draaien’.
De uitspraak volgt op 28 januari.